Een definiëring van het begrip 'rechtvaardigheid'

 

In deze artikelenreeks worden onderwerpen behandeld die veelal dezelfde gemene deler hebben: het aanwezig zijn van en het streven naar rechtvaardigheid in de samenleving. Deze rechtvaardigheid heeft men geprobeerd te bereiken via de oprichting van een systeem van Sociale Zekerheid voor iedereen.

Maar wat is de definitie van de term ‘rechtvaardigheid’? Hoe heeft men in het verleden geworsteld met dit begrip? Hoe vult men vandaag deze term in? Kan er gesproken worden over ‘rechtvaardigheid’ en ‘onrechtvaardigheid’ zonder terecht te komen in een politieke en jammer genoeg momenteel volledig gepolariseerde discussie? Of is politiek net de kunst van het sluiten van compromissen tussen de verschillende invullingen van dit begrip? Als dit niet zo is, is het gevaar dan niet groot dat deze discussie ontaardt in een dans die nu eens naar de ene kant gaat en daarna onvermijdelijk de andere richting uitgaat? En de hamvraag in al deze discussies is: wie wordt er op termijn beter van en wie is op termijn slechter af. En zijn dergelijke discussies en vooral de manier waarop verschrikkelijk kort door de bocht gegaan wordt niet verschrikkelijk vernederend voor bepaalde groepen in de samenleving? Blaming the victim?   

De grote schrijver Thomas Mann analyseert in zijn monumentaal epos De Toverberg[1] verschillende mogelijke betekenissen van het begrip ‘rechtvaardigheid’ en komt tot de conclusie dat het net zoals andere begrippen volledig bepaald wordt door het mensbeeld dat mensen hebben over zichzelf en (dus?) over andere mensen.

Dit stukje proza uit de discussie tussen de humanist Settembrini en de ex-jezuïet Naphta wil ik jullie dan ook niet onthouden:

‘Rechtvaardigheid! Was dat een begrip dat aanbeden diende te worden? Een goddelijk begrip? Een begrip van de eerste rang? God en de natuur waren zelf onrechtvaardig, ze hadden hun lievelingen en deden aan uitverkiezing door genade, ze tooiden de een met gevaarlijke bijzondere kwaliteiten en zadelden de ander op met een onbeduidend, banaal lot. En de ambitieuze mens? Voor hem was rechtvaardigheid enerzijds een verlammende zwakte, was de twijfel zelf – en anderzijds was het een fanfare die tot onberispelijke daden opriep. Doordat dus de mens, om binnen de perken van de moraal te blijven, voortdurend ‘rechtvaardigheid’ in de laatste zin moest compenseren door ‘rechtvaardigheid’ in de eerste zin, kon je je afvragen waar dan de onvoorwaardelijkheid en het radicalisme van dit begrip bleven. Overigens was men ‘rechtvaardig’ tegen het ene standpunt óf tegen het andere. De rest was liberalisme, en geen hond kon je daar tegenwoordig nog voor wakker maken . Rechtvaardigheid was vanzelfsprekend een loos woord van de burgerlijke retorica, en om tot handelen te kunnen komen, moest je vóór alles weten welke rechtvaardigheid bedoeld werd: die van ‘ieder het zijne’ of die van ‘ieder hetzelfde’.’

           



[1] Thomas Mann heeft De Toverberg geschreven na de Eerste Wereldoorlog en dit boek is origineel uitgegeven  in 1924 in Berlijn.  In 2016 werd in Amsterdam een nieuwe Nederlandse vertaling door Hans Driessen van dit meesterwerk uit de literatuur gepubliceerd (19e druk). De discussie over het begrip ‘rechtvaardigheid’ vind je op p.870.