Zwijnslaan: fragment uit de film Pope Joan (Sönke Wortmann, 2009)

‘Item ghegheven van costen ghedaen up craneborch binnen den tijd van der vespereye en van den jostemente en als de blende tzwyn sloughen’. Stadsarchief Brugge. Stadsrekening, 1439, f°51v nr.12.

Ook in Brugge sloegen de blinden het zwijn...

Van 26 tot 30 juni 2013 was er in Parijs een Internationaal Colloquium over de Geschiedenis van de blindheid en van de blinden[1]. De bedoeling van dit congres was om alle onderzoekers (wereldwijd) die zich specialiseren in de geschiedenis van de blinden en slechtzienden samen te brengen zodat iedereen de stand van zaken in zijn onderzoek kon voorstellen. Dit onderwerp is een onderdeel van de ruimere geschiedenis van ‘handicap’.  Het centrale thema van het congres was hoe blindheid en blinden in de loop van de geschiedenis werden voorgesteld in literatuur, wetgeving, kronieken, … (representatie). Omdat voor een dergelijk onderzoek de toegang tot gespecialiseerde archieven onontbeerlijk is, werden ook de (nog bestaande) archieven uitgenodigd om voor te stellen wat zich zoal bevindt in hun archief, hoe de situatie van hun archief momenteel is en zou kunnen evolueren naar de toekomst toe. Ook de auteur van dit artikel werd als voortrekker van het archief Charles-Louis Carton (Spermalie/v.z.w. De Kade) uitgenodigd op dit congres om een korte stand van zaken te geven met betrekking tot dit gespecialiseerd en internationaal als waardevol erkend maar bedreigde Brugse archief.

Olivier Richard, docent middeleeuwse geschiedenis aan de universiteit van Haute-Alsace en onderzoeker,  gaf het startschot op dit congres met een lezing over het middeleeuwse spel van de blinden en het varken. Dit spel was blijkbaar uiterst populair bij feesten en kermissen in de Bourgondische periode.   

Wanneer we op zoek gaan naar mensen met een handicap in historische bronnen begeven we ons op een minder voor de hand liggend onderzoeksdomein. De meeste historische bronnen zijn geschreven in functie van de machtigen der aarde en leden van de lagere klassen zelf hebben weinig op schrift achtergelaten. Toch wint de benadering om op zoek te gaan naar sporen van het alledaagse leven, armoede en ‘handicap’ de laatste 25 jaar duidelijk aan belang. Een voorbeeld hiervan is de beschrijving van het spel van de blinden en het varken.  

Het slaan van het zwijn

De gewelddadige attractie van de blinden die het zwijn moesten ‘slaan’ (doden) wordt beschreven in Journal d’un bourgeois de Paris[2]. Dit evenement werd op de laatste zondag van augustus in 1425 georganiseerd in ‘hôtel’ Armagnac in Parijs. Vier blinden werden in harnas en gewapend met een knuppel binnen een omheining geplaatst, waarna hierbinnen een varken werd losgelaten. Diegene die er in slaagde om het varken dood te knuppelen, mocht het als prijs hebben. In dit volgens de anonieme auteur ‘bevreemdend’ gevecht sloegen de blinden meer op elkaar dan op het varken. Om dit evenement aan te kondigen waren deze vier blinden de zaterdag voordien in stoet en in volle wapenuitrusting door Parijs getrokken, achter een grote vlag met de afbeelding van een varken en een tamboerspeler. 

In de 13e eeuw vinden we de oudste vermelding van een dergelijk gevecht tussen blinden en dieren. In 1285 organiseerde de graaf van Montferrat een bloederig gevecht tussen blinden en stieren[3]. Vanaf de 14e eeuw werden hiervoor varkens ingeschakeld. Toch waren deze middeleeuwse voorouders van onze huidige varkens geen doetjes en leken ze meer op everzwijnen. In kronieken wordt de organisatie van dit gevecht vermeld in Lübeck (1386), Stralsund (1415), Ieper (1433), Brugge (1439 en 1481), Arnhem (1440), Dordrecht (1470) en Keulen (1499)[4].

Jeroen Bosch heeft het tafereel met de blinden en het zwijn afgebeeld in zijn verloren gegaan schilderij ‘Een heilige verlaat de stad’. In het Patrimonio Nacional (Palacio Real) in Madrid bevindt zich een Brussels wandtapijt met een afbeelding hiervan ‘naar J. Bosch’[5]. Ook Jan Verbeeck heeft halfweg de 16e eeuw een pentekening gemaakt van dit volks en wreed spektakel[6].

A. Meulemans haalt in zijn pleidooi om onderzoek naar archieffondsen te gebruiken voor volkskundig onderzoek[7] het voorbeeld aan van de blinden die naar varkens slaan. Hierbij verwijst hij naar een schilderij van Pieter Breughel de Oude dat zich momenteel bevindt in het Kunsthistorisch Museum van Wenen en 81 kinderspelen toont. Het spel waarbij een jongen met een zak over het hoofd en een stok in de hand naar een ei slaat, zou verwijzen naar het gevecht van de blinden met het varken. Hij vermeldt ook verschillende verwijzingen naar dit spel in de stadsrekeningen van Leuven van 1437, 1439 en 1490[8]. In die jaren betaalt het stadsbestuur van Leuven de kosten voor de omheining van de arena en de maaltijd die achteraf aangeboden werd aan de blinde spelers. Dat het spel gewelddadig was blijkt uit de gebroken wapens die moeten hersteld worden. In 1490 zorgde men in Leuven voor nog meer spektakel voor de toeschouwers door twee varkens los te laten binnen de omheining.

Ook in Brugge werd dit spel georganiseerd en betaald door het stadsbestuur. Het zwijnslaan is de laat- 19e-eeuwse stadarchivaris L. Gilliodts-Van Severen opgevallen in de stadsrekening van 1439 en hij vermeldt dit feit in zijn Inventaire des archives de la ville de Bruges[9]:

‘Item ghegheven van costen ghedaen up craneborch binnen den tijd van der vespereye en van den jostemente en als de blende tzwyn sloughen’(1439).

Het gevecht tussen de blinden en het varken vond hier dus plaats in de marge van de toenmalige tornooien.  

In 1859 geeft de Brugse geschiedkundige, letterkundige en directeur van het doven- en blindeninstituut Charles-Louis Carton een 15e-eeuwse kroniek[10] uit waarvan hij het bestaan had leren kennen via de geschiedkundige Kervyn de Lettenhove. Deze laatste had dit dagboek gevonden tussen de handschriften in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel. Carton vermeldt in zijn inleiding dat het ‘een werk in den trant van het Journal d’un bourgeois de Paris’ is en dat het hier niet gaat om één ‘dier grootsche tafereelen met het penseel van een historieschilder’ en dat het ‘ten hoogste genomen, eene nauwkeurige en eenvoudige schets is van eene dier tonneelen uit de middeleeuwen waer het volk zich ruw en grof, hevig en wreed voordoet, draeijende naer den wind der indrukken welke zyne belhamels op hem maken’[11]:

‘Up den 7sten dach van Laumaend[12], anno 1481, zo was tswijn gheslegen up de merct van den blenden lieden ende ons prinche ende princesse voorseyd lagen te thuine op den houc van St Amandstrate, in Cranenburch. God lof ende danc, met groter ghenouchten, ghezonden ende blyschepen’

staat op p. 28 te lezen in deze publicatie. In de stadsrekening van Brugge van 1481 werden nog geen sporen van dit gevecht teruggevonden.

Deze gewelddadige attractie zou door de humanistische kritieken van het einde van de 16e eeuw en het begin van de 17e eeuw worden afgezwakt. Vanaf dan werden er geen blinden meer in de arena gejaagd maar geblinddoekten[13]. Ook in de literatuur wordt het gevecht onder andere beschreven in het in 1563 gepubliceerde komische verhaal ‘Der Blinden kampf mit der Säw‘ (het gevecht van de blinden met de zeug) van Hans Sachs. De sterk moraliserende teneur van dit verhaal getuigt van een maatschappelijke evolutie naar een negatieve appreciatie van dit spektakel[14].

L. Gilliodts-Van Severen beschouwt tornooien als oorlogsoefeningen en beschrijft de evolutie van de grootse volkse spektakels  zoals het slaan van het varken door de blinden in de modieuze sociaaldarwinistische terminologie  uit het einde van de 19e eeuw. Hij schrijft de oorzaak van de degeneratie van de ridderlijke hoffelijkheid toe aan plunderende groepen soldaten die zich in dienst van de machthebbers hebben gesteld[15].

Het ganzenkappen of –rijden zou een andere variant van dit gevecht zijn waarbij men geblinddoekt en te paard een aan de poten opgehangen levende gans of haan het hoofd moest afhakken met een metalen of houten sabel. Dit spel zou in België blijven bestaan tot in het interbellum[16].

 Wat zegt dit spel over de plaats van blinden in de toenmalige samenleving?

 Dit ‘spel’ was gewelddadig en er vielen zeker gewonden, maar van dit laatste zijn er tot op heden geen duidelijke sporen teruggevonden in de originele bronnen. Bij de politiek correct denkende moderne mens roept de beschrijving ervan een gevoel van misbruik en afkeer op. In de middeleeuwen waren personen die afweken van de gemiddelde burgerlijke norm vaak weerloze slachtoffers van spot, uitlachen of agressie. Wuyts[17] omschrijft het uitlachen van mensen met een handicap als ‘een geliefkoosd tijdverdrijf in die tijd, waaraan velen dolle pret beleefden’[18]. Ook hij verwijst naar het schilderij van  Breughel[19] dat toont hoe de ene blinde de andere leidt en uiteindelijk samen in de gracht vallen. Veel tijdgenoten zullen dit schilderij wel op een letterlijke manier geïnterpreteerd hebben in plaats van de bedoelde figuurlijke en moraliserende betekenis.

Vandenbroeck wijst op het enerzijds ’zuiver komisch’ karakter van dit gevecht dat later een ritueel spel werd en een metaforische betekenis kreeg voor de stedelijke burgerij, net als veel andere folkloristische spelen. Niet zozeer de strijd tussen moreel tegengestelde begrippen (bv. goed en kwaad) trad hier op de voorgrond maar wel een waarschuwing voor de chaos die ontstaat als dwaling (de misslagen van de blinden) en driften samengaan. Blinden waren hét symbool van dwaling en het gebrek aan inzicht of overzicht, terwijl stieren of varkens de belichaming waren van driften en lagere instincten. Volgens Vandenbroeck zou deze attractie dan ook een moraliserende voorstelling zijn van de beteugeling van de driften. Bosch, die zelf afkomstig was uit de stedelijke burgerij, zou geen voorstander geweest zijn van dergelijke spektakels en beschouwde dergelijke feestelijkheden als ‘ruw, losbandig en leidend tot wangedrag van allerlei aard’, wat in tegenstelling was met ‘de stedelijke moraal van intellectualisme en zelfbeheersingsideologie’[20]. Het schilderij van Bosch ‘Een heilige verlaat de stad’ valt ongeveer samen met het vervangen van blinden door geblinddoekten, dus meer mensen moeten er ook zo over gedacht hebben[21].  

Vanaf de 15e eeuw werden armoede en criminaliteit, handicap en zonde aan elkaar gekoppeld waardoor mensen met een handicap en bedelaars steeds meer als nutteloze profiteurs werden gezien op de kap van de samenleving. Wuyts wijst erop dat ‘hun aanwezigheid haaks stond op de groeiende stedelijke ideologie van burgerlijke deugden, welgemanierdheid, arbeid en ondernemingszin’[22]. Toch mogen we niet vergeten dat mensen met een beperking vaak konden overleven door het verzamelen van aalmoezen of omdat ze binnen de eigen familiekring of hierbuiten werden opgevangen.

Integratie van mensen met een beperking was in de toenmalige hiërarchisch gestructureerde samenleving  niet echt aan de orde. Ook voor dierenwelzijn was totaal geen aandacht. Toch worden door dit gevecht de blinden in de  middeleeuwse samenleving zichtbaar in een ‘sterrol’ (als protagonisten) en niet in de gebruikelijke context van hulpverlening en miserie.

Deze feestelijkheden worden ook door Geerts verklaard als rituele en sociale spelen met een heidense erfenis[23]. Het rituele aspect wijst op de christelijke invulling van heidense feesten die verband houden met de agrarische kalender (lente, herfst, …). De voor deze attractie belangrijkere functies van het spel als een noodzakelijke sociale uitlaatklep wijst vooreerst op de vorm van het spektakel waarbij oorlog en overwinning de centrale aspecten waren. Deze spelen waren ook erg belangrijk op het gebied van de sociale cohesie tussen sociale groepen en een vorm van stoom aflaten voor de bestaande sociale spanningen (‘brood en spelen’). Het versterken van het stedelijk samenhorigheidsgevoel zou het feit kunnen verklaren dat het gevecht tussen de blinden en het varken georganiseerd werd door de stedelijke overheid. In deze spelen was meestal sprake van een ‘symbolische inversie’. Het zwijnslaan was een duidelijke carnavaleske parodie op een militair gevecht of een tornooi. In deze spektakels was de idee van de omverwerping en het omkeren van de geldende hiërarchie sterk aanwezig. Het ging om momenten waarop openlijk spot en kritiek gegeven werd op de maatschappelijke ordening en maatschappelijke mistoestanden konden worden aangeklaagd. Toch hadden deze attracties vooral een bestendigende functie: door zaken in spelvorm te vertonen die als abnormaal beschouwd werden omdat ze tegen de toenmalige sociale ordening ingingen werden vooral de geldende waarden en normen benadrukt. De deelnemers van deze spelen waren veelal mensen die niet beantwoordden aan de geldende normen en waarden van de opkomende stedelijke burgerij. Via dergelijke spelen konden ze zich op een soort rituele wijze ‘zuiveren’ van het clichébeeld van de veronderstelde verdorvenheden waarvoor ze bekend waren.

Blinden werden doorheen de tijden op een tweeslachtige manier bekeken: enerzijds werden ze beschouwd als duivelse, perverse wezens. Ze jaagden de mensen angst aan door hun gebrek dat soms werd toegeschreven aan het werk van de duivel, soms werd de schuld bij de ouders gelegd die een morele misstap gemaakt hadden en soms werd de schuld bij de blinden zelf gelegd. Als straf voor sommige misdaden werd de dader immers blindgemaakt. En bovenal hadden zienden de angst om zelf geconfronteerd te worden met blindheid. De blinden eens goed uitlachen (omdat de agressie in dit spel vaak tegen zichzelf gericht was) was een manier om met deze angst om te gaan.  Anderzijds werden ze soms gezien als wezens met een hoog wijsheidsgehalte doordat ze minder afgeleid en gecorrumpeerd werden door wat anderen zagen en daardoor een wijzer oordeel konden vellen. 

In het gevecht met het varken waren de blinden de veronderstelde sterkste partij door hun harnas, de knuppel en het feit dat ze in de meerderheid waren. Toch was het feit dat ze blind waren een handicap bij het zwijnslaan. Ook de kracht en de woestheid van de middeleeuwse varkens mag niet onderschat worden. Deze varkens leken immers nog meer op everzwijnen dan hun huidige afstammelingen. Er waren ook nogal wat overeenkomsten tussen hoe blinden en varkens werden bekeken, waardoor ze de uitgelezen tegenstanders op symbolisch vlak waren voor dit gevecht. Varkens hadden een hoog (dierlijk) instinctief gehalte maar hun intelligentie maakte ze gewaagd aan mensen. Varkens leefden in de middeleeuwen ook vooral op straat, net als blinde bedelaars.

Het zwijnslaan is een aanschouwelijke en symbolische middeleeuwse voorstelling van het gevecht tussen dwaling en instincten. Het spel waarschuwt voor de verwarrende toestand die ontstaat als instincten blindelings gevolgd worden. De blinden en het varken waren hierbij de perfecte symbolische tegenstanders.



[1] Het Internationale Colloquium ‘Histoire de la cécité et des Aveugles. Représentations, institutions, archives. Une perspective internationale’ werd georganiseerd door de Stichting Singer-Polignac, le Centre d’Histoire des Systèmes de Pensées Modernes (Sorbonne), de Fédération des Aveugles et Handicapés Visuels de France en het Institut National des Jeunes Aveugles. Het congres vond plaats onder de bescherming van de Franse Ministers van Cultuur en Communicatie, Hoger Onderwijs en Onderzoek, en Gehandicaptenzorg en Strijd tegen de Uitsluiting.  

[2] Journal d’un bourgeois de Paris de 1405 à 1449. Texte original et intégral présenté et commenté par Colette Beaune. Lettres gothiques. Paris, 1990, p. 221.

[3] Van Uytven, R. De papegaai van de paus. Mens en dier in de Middeleeuwen. Leuven/Zwolle, 2003, p.261-262.

[4] Richard, O. Lezing (27/06/2013) op het reeds vermelde internationaal colloquium. Alle video’s van de tussenkomsten kunnen gevonden worden op www.singer-polignac.org.

[5] Koldeweij, A.M., Vandenbroeck, P. en Vermet, B. Jheronimus Bosch. Alle schilderijen en tekeningen. Ludion, Rotterdam, 2001, p.113 (Tentoonstellingscatalogus Museum Boijmans Van Beuningen); Vandenbroeck, P. Jheronimus Bosch. De verlossing van de wereld. Ludion, Gent/Amsterdam, 2003, p. 286-289. Dit wandtapijt toont links bovenaan het gevecht van de blinden met het varken. Een afbeelding hiervan is ook te vinden op http://nl.wikipedia.org/wiki/Bedelaars_en_kreupelen_(Wenen).

[6] Zie o.a. Koldeweij, A.M., Vandenbroeck, P. en Vermet, B. Jheronimus Bosch. Alle schilderijen en tekeningen. Ludion, Rotterdam, 2001, p.114 (Tentoonstellingscatalogus Museum Boijmans Van Beuningen); Vandenbroeck, P. o.c., p.286. Deze pentekening wordt bewaard in de École des Beaux-Arts in Parijs.

[7] Volkskunde, Centrum voor studie en documentatie vzw, nr. 2, Antwerpen, 1971, pp. 132-133.

[8] AL 5065, f° 14 v° A° 1437, AL 5067, f° 72 1439 en AL 5109, f° 147 en 174 1490.

[9] Gilliodts-Van Severen, L. Inventaire des archives de la ville de Bruges, publié sous les auspices de l’administration communale. Section 1re. Inventaire des Chartes. 1re Série, tome 5e. Brugge, 1876, p. 86-87. Zie ook: stadsrekening Brugge 1439, f° 51v nr. 12.

[10] Carton, Ch.-L. Het boeck van al ’t gene datter gheschiedt is binnen Brugghe sichtent jaer 1477, 14 februarii, tot 1491. Gent, 1859.

[11] Carton, Ch.-L. o.c., p. II-III.

[12] Laumaend : januari.

[13] Een dergelijk gevecht met geblinddoekten zou plaatsgevonden hebben in Antwerpen in 1559.

[14] Vandenbroeck, P. o.c., p. 287.

[15] Gilliodts-Van Severen, L. o.c., Tome V, p. 86-87.

[16] Van Uytven, R. o.c., p. 262.

[17] Wuyts, Ben. Over narren, kreupelen, doven en blinden. Leven met een handicap. Van de Oudheid tot nu. Davidfonds, Leuven, 2005, p. 64-66.

[18] Wuyts, B. o.c., p. 65.

[19]  Breughel: De parabel van de blinden (1618). Dit schilderij bevindt zich in de Galleria Capodimonte in Napels.

[20] Vandenbroeck, P. o.c., p. 288-289.

[21] Vandenbroeck, P. o.c., p. 288-289.

[22] Wuyts, B. o.c., p. 65.

[23] Geerts, K. Genootschap voor Geschiedenis Brugge, n°4. Beernem, 1987, p. 123-137.

(gepubliceerd in Brugs Ommeland, 2013/4)

Detail van het wandtapijt Een heilige verlaat de stad, Brussel (zie hierboven).

Pentekening van J. Verbeeck. De blinden slaan het varken (1550-1569). Koldeweij, A.M. e.a. Jheronimus Bosch. Alle schilderijen en tekeningen. Rotterdam, 2001, p.114 (Tentoonstellingscatalogus Museum Boijmans Van Beuningen); Vandenbroeck, P. Jheronimus Bosch. De verlossing van de wereld. Gent/Amsterdam, 2003, p.286. Bewaard in de Ecole des Beaux Arts in Parijs.

Een heilige verlaat de stad. Wandtapijt (onbekend Brussels atelier, 'nnar J. Bosch') (1550-1570). Dit wandtapijt toont links bovenaan het gevecht van blinden met varken.Vandenbroeck, P. Jheronimus Bosch. De verlossing van de wereld. Gent/ Amsterdam, 2003, pp.286-289. Dit wandtapijt bevindt zich in het Prado in Madrid.