Aanplakbrief van het Stadsbestuur van Brugge met de aankoopprijs van brood 'aen verminderden prys'. OCMW-archief Brugge. Bureel van Weldadigheid.

De rol van het Bureel van Weldadigheid na de hongerrellen in Brugge op 2 en 3 maart 1847

In Vlaanderen heerste tussen 1840 en 1850 armoede en hongersnood. Deze erg zwarte bladzijden uit onze geschiedenis werden veroorzaakt door het samenvallen van verschillende factoren. Allereerst was er reeds jaren een zware crisis in de vlas- en linnenindustrie. Er werd slechts heel sporadisch en met tegenzin geïnvesteerd in de mechanisering van deze sector die vooral door thuisarbeiders werd beoefend. Veel mensen uit Vlaanderen waren afhankelijk van de inkomsten hiervan om de eindjes aan elkaar te knopen. Het lage loon dat verdiend werd in de landbouwsector werd aangevuld met wat thuis geweven en gesponnen werd. Opeenvolgende landbouwcrisissen hadden geleid tot voedselschaarste en hongersnood in Vlaanderen. Hierdoor was er een grote toestroom van werkloze en hongerige mensen van het platteland naar de steden waar opstandige gevoelens sterk toenamen.

Op politiek vlak waren de heersende partijen niet echt geneigd om concrete economische maatregelen te nemen om de nood van de lagere klassen te lenigen. Zowel katholieken als liberalen geloofden in de vrijemarkteconomie en weinigen wilden echt economisch tussenkomen.

In 1848 waren er verkiezingen en er stond veel op het spel. Hierdoor moesten de gemeenten en vooral het Bureel van Weldadigheid (als voorloper van het OCMW) zware extra inspanningen doen[1]. Daarbovenop zullen enkele tyfus- en cholera-epidemieën de door honger en armoede verzwakte bevolking uitdunnen.     

Door de lange harde winter in 1846-1847 werden brood en aardappelen nog duurder en nog meer onbetaalbaar. De maat was vol voor de hongerige bevolking. In Brugge braken op 2 en 3 maart hongeropstanden uit waarbij verschillende bakkerijen werden geplunderd. De politie, de burgerwacht en zelfs het leger werden ingeschakeld en vijftien mensen werden zwaar gestraft met gevangenisstraffen voor het aanzetten tot oproer. Hiernaast waren er ook enkele stakingen van arbeiders die een hoger loon eisten[2].

De hongeropstand in Brugge werd gevolgd door rellen in andere steden. De burgerij zag de ‘arme’ klasse steeds meer als een arbeidersklasse die gevaarlijk[3] was omdat die de toen bestaande orde kon verstoren.

De burgemeester van Brugge in de periode 1841-1854 was Jean-Marie François de Pélichy-van Huerne (°Brugge, 1774). Deze conservatieve politicus ‘genoot de twijfelachtige eer Brugge te besturen in een periode die, de twee latere wereldoorlogen niet te na gesproken, allicht de meest sombere uit de recente geschiedenis van de stad is’[4].

Het stadsbestuur reageerde op de crisis door brood te verkopen aan een (iets) verminderde prijs (zie foto 2). Armen kregen een broodkaart waarmee ze bij bepaalde bakkerijen brood aan een vastgestelde prijs konden kopen. Dit idee werd bij het Bureel van Weldadigheid gehaald. Zij wilden kwaliteitsvolle producten kopen aan een verminderde prijs en deze thuis bezorgen aan de armen. Hiervoor maakten ze prijsafspraken met voedingswinkels[5].

Als ‘kers op de taart’ werd een grotere druk uitgeoefend op wie hulp wilde ontvangen. Daags na de rellen, op 4 maart vroeg het Stadsbestuur in een brief aan het Bureel van Weldadigheid om opdracht te geven aan de lokale steunverdelers om al de ondersteunde armen thuis te bezoeken. Ze moesten hen duidelijk maken dat als ze een manifestatie zouden bijwonen, ze geschrapt zouden worden van de lijst van de mensen die hulp krijgen[6]. Het werd duidelijk dat de burgerij bang was dat haar sociale orde kon verstoord en omvergeworpen worden.

Via een waaier aan toegevende en repressieve maatregelen probeerde het Stadsbestuur Brugge de situatie te verzachten en de rust te behouden, wachtend op een heropleving van de vrije markt. De vraag aan het Bestuur van Weldadigheid om de armen sterk aan te sporen zich rustig te houden is een uiting hiervan. Letterlijk schrijven ze:

‘Het is dan ook belangrijk dat aan deze staat  van agitatie iets gebeurt, en wij willen u MM. als logisch gevolg hiervan vragen (…) de MM. steunverdelers sterk te motiveren om zich naar de adressen in hun respectieve wijken te begeven om de armen op te dragen zich ver te houden van deelname aan elke verzameling of aan elke betoging die van die aard is dat ze de openbare rust kan verstoren, en om hun tegelijkertijd te laten verstaan dat diegenen die hierbij betrapt worden, onverbiddelijk geschrapt worden van de hulplijst. [7].’

Het stadsbestuur voorzag meer middelen voor het Bureel van Weldadigheid dat de armen thuis bezocht, ‘valide’ werklozen werden aan het werk gezet via gemeentewerken, de financiële reserves van de hulporganisaties werden beter belegd en er werden soepbedelingen georganiseerd.

De geschiedenis van deze periode waarbij ongeveer de helft van de Brugse bevolking aangewezen was op steun moet  nog verder worden bestudeerd. In het OCMW-archief bevinden zich nog een heel aantal documenten rond deze periode die nog maar sporadisch of nog niet werden bekeken. In dit artikel werd deze periode slechts summier beschreven om een aanzet te geven tot meer diepgravend onderzoek.

 


[1] De Vestele, B. Bijdrage tot de studie van de stad Brugge tijdens de crisisjaren (1840-1850). De rol van het bureel van Weldadigheid. Scriptie bibliotheek OCMW-archief, 1996-1997.

[2] Van den Abeele, A. Hongeroproer in Brugge (2 en 3 maart 1847). Een breekpunt tijdens de Ellende der Vlaanders. In: Handelingen van het genootschap voor geschiedenis te Brugge, 1982, pp.131-192. Id. In: Biekorf, 1985, pp.303-304.

[3] Cf. de terminologie ‘les classes dangereuses’ werd frequenter gebruikt. Dit was vooral gebaseerd op het feit dat de lagere klassen een meerderheid van de bevolking uitmaakten. Op 12/02/1848 verschijnt het Manifest van de Communistische Partij, geschreven door K. Marx en F. Engels. Tussen het begin van 1845 en het einde van 1847 verblijven ze te Brussel maar Marx wordt in het begin van 1848 uit België gezet.

[4] Komitee voor Initiatief te Brugge. Brugse Burgemeesters 1830-1987. Een stad op weg naar de 21ste eeuw. Van Maele, 1986, p.10.

[5] OCMW-archief Brugge. Bureel van Weldadigheid. Doos nr. 164. Brief Schepencollege Brugge aan BvW (16/09/1845).

[6] OCMW-archief Brugge. Bureel van Weldadigheid. Doos nr.103, hoofdstuk VI, briefwisseling. Brief Schepencollege Brugge aan BvW (04/03/1847). Ook : Stadsarchief Brugge. Copies lettres expédiées 1847, Expn N°19015, Police.

[7] Idem  voetnoot 5. 

  (gepubliceerd in Onze Gazette, 2013/1, pp.16-17)