Op het einde van 1795 werd, als gevolg van de annexatie van de Belgische gewesten door Frankrijk, de Franse revolutionaire wetgeving op de ‘armenzorg’ van kracht. De armenzorg werd vanaf nu volledig gelaïciseerd en vormgegeven door twee administraties: de Commissie van Burgerlijke Godshuizen (opgericht in Brugge op 23/07/1798) en het Bureel van Weldadigheid (opgericht in Brugge op 12/11/1799). Deze twee organisaties waren rechtstreekse voorlopers van het huidige OCMW.

De eerste was verantwoordelijk voor de residentiële armenzorg: ziekenhuizen, instituten, de meeste godshuizen voor behoeftige bejaarden, ... De tweede bood steun aan de armen thuis (‘de huiszittende armen’): broodbedelingen, 'soupes économiques', brandhout, geld, kledij, gezondheidszorg, … Deze structuur werd zonder veel omhaal overgenomen door de Nederlandse Provinciën (1815-1830) en de Belgische overheid (1830-1925). De armenzorg werd bijgestuurd afhankelijk van de tijdsomstandigheden of verdere wettelijke verfijningen (bv. onderstandswoonst).

Het Bureel van Weldadigheid was de pijler van het armenzorgbeleid die meest direct contact had met de armen en hun leefsituatie, dus met 'Jan met de pet'. Naast de taak van BvW om steun te verlenen thuis aan de 'behoeftigen' was BvW ook een vooraanstaande speler op het vlak van het 'beschavingsoffensief' t.a.v. de armen in de 19e eeuw. Belangrijk hierin was hygiëne, sparen, moraal, anti-alcohol, gezondheidszorg, huisvesting en huiselijkheid, ... De oorzaak van armoede was de 'geestelijke armoede' bij de behoeftigen en 'werkende klasse'. Over matigheidsbonden, spaarzaamheidsinitiatieven, gezondheidszorg en de strijd tegen epidemieën, prijzen voor het zuiver en net houden van de woning, kinderbescherming en huiselijkheid, armen met honden, ... De normen van de burgerij moesten worden opgelegd aan de behoeftigen en de standenmaatschappij moest behouden blijven.

Dit beschavingsoffensief is wel en niet gelukt, afhankelijk van het uitkijkpunt. De arbeiders werden gemoraliseerd en de burgerlijke waarden werden grotendeels gemeengoed via het onderwijs en de godsdienst. Armoede bleef echter bestaan als een schandvlek op de welvaartstaat. Enkel door de invoering van het sociale zekerheidstelsel werd de armoede verminderd maar de generatiearmoede bleef hardnekkig bestaan. En de oorzaak van armoede wordt nog steeds gelegd bij de armen zelf.

Anno 2018 leeft meer dan 10% van de Belgische bevolking in armoede en dit aantal is aan het stijgen. In 2017 moesten 160.000 Belgen een beroep doen op de voedselbanken om te overleven. Een triest record en het hoogste aantal in de 30 jaar dat deze organisatie bestaat. Het blijft een ware kunst om te overleven met 1,65 euro netto per dag (vaste kosten afgetrokken) als alleenstaande bestaansminimumtrekker of 5 euro per dag als werkloze alleenstaande... (onderzoek universiteit Antwerpen 2017).     

Stof tot nadenken: wordt er momenteel een nieuw beschavingsoffensief gelanceerd op het vlak van identiteit, wie wel of niet deel uitmaakt van de Vlaamse samenleving en mensenrechten? In hoeverre wordt door onze huidige regering de mosterd gehaald bij de 19de eeuwse beleidsvoerders?

Bart Demuynck

 

                                                    

 

 

Het Bureel van Weldadigheid (1799-1925), één van de rechtstreekse voorlopers van het huidige OCMW, moest zijn eerste middelen halen uit een 'spektakeltaks'. Deze belasting moest betaald worden op culturele voorstellingen, ontspanningsactiviteiten en rariteitenkabinetten waarvoor een ingangsgeld werd gevraagd...