De medische dienst in de notulen van het Bureel van Weldadigheid van Brugge.
De handgeschreven verslagen van de raadszittingen van het Brugse Bureel van Weldadigheid, dat samen met de Commissie van Burgerlijke Godshuizen de vroegste voorloper is van het huidige OCMW, zijn gebundeld in 35 verslagboeken met lederen kaften. De notulen van BvW nemen een start op 14 Brumaire VIII (05/11/1799), het ogenblik van de oprichting van BvW en het laatste verslag is dit van de zitting van 04/09/1925, het moment van het opgaan van BvW in de Commissie van Openbare Onderstand. Zelfs in dit laatste bewaarde verslag komt hierover geen enkele vermelding voor.
In deze notulen kunnen de beslissingen van en de discussies binnen het Bureel van Weldadigheid op maandelijkse en soms wekelijkse basis worden gevolgd. Aangezien het Bureel van Weldadigheid verantwoordelijk was voor de zorg van de behoeftigen die thuis woonden is er in deze registers veel te vinden over het leven van de gewone Bruggeling.
De bewaarde notulen beslaan bijna de volledige periode waarin het Brugse Bureel van Weldadigheid heeft bestaan. De verslagen van de zittingen tussen augustus 1846 en november 1847, tussen halfweg september 1848 en eind januari 1849, tussen januari 1851 en eind februari 1852 en tussen 23/01/1856 en 02/04/1857 ontbreken.
Soms zijn de verslagen van de zittingen beknopt en cryptisch en soms meer gedetailleerd, afhankelijk van het onderwerp, de verslaggever en van de tijdsgeest. Zo zijn in 1857 de verslagen van slechts twee zittingen terug te vinden, waardoor ook het jaar 1857 grotendeels ontbreekt. Op zittingen dat er niet echt een beslissing moet worden genomen wordt meermaals gewoon gemeld dat op deze vergadering 'niets belangrijk genoeg was om te noteren in het verslag'. In 1858 zijn de verslagen van de zittingsvergaderingen vanaf 20/04/1858 verkeerd ingebonden. De verslagen zijn genummerd per zitting maar op regelmatige basis herstart men deze nummering (bv. bij de start van een nieuwe secretaris of de start van een nieuw dienstjaar).
Vanaf notulenregister 22 is achteraan deze registers een chronologische index aanwezig voor de periode tussen halfweg 1864 tot en met 1925 (register 35). Voor de registers tot en met nummer 21 is dit nog niet het geval, waardoor de periode tussen 1799 en halfweg 1864 momenteel nog niet op een vlotte manier toegankelijk is. Na notulenboek 22 bevindt er zich in deze reeks ook een boek zonder nummer met een aantal notulen die behoren tot boek 23.
Deze verslagen zijn voornamelijk in het Frans geschreven. Tussen 1824 en 1830 werden deze verslagen in het Nederlands neergeschreven en vanaf 05/05/1896 (register 29) tot op het einde van het bestaan van BvW in 1925 (register 35) blijven de verslagen in het Nederlands opgesteld.
Hieronder vind je een overzicht van wat in de notulen, de verslagen van de zittingen van het Bureel van Weldadigheid, beslist werd in verband met de geneeskundige dienst (alle hens aan dek tijdens epidemieën, de geschiedenis van de armenapotheek, van de 'vroedkundige dienst' en van de armendokters).
Het eerste onderdeel gaat over de epidemieën en besmettelijke ziekten in Brugge tussen 1799 en 1925 en hoe men opflakkeringen probeerde te voorkomen. Hierna volgt wat genoteerd werd in de verslagen van de zittingen van BvW in verband met de aangestelde armenapotheken, de Centrale of Stadsarmenapotheek en de zorg voor geneesmiddelen voor de behoeftigen in het algemeen. Daarna volgt de informatie over de 'Vroedkundige Dienst' en als slot van deze reeks over de geneeskundige dienst volgt de informatie over de Armendokters van het Bureel van Weldadigheid.
De epidemieën, besmettelijke ziektes en de maatregelen die hiertegen werden genomen tussen 1799 en 1925.
In de loop van de 19e eeuw wordt Brugge vaak getroffen door epidemieën en besmettelijke ziekten. Het vaccineren tegen de koepokken was het paradepaardje van de Franse bezetter (zie op deze website het artikel over de koepokinenting). Ook de ruimere maatschappij moest beschermd worden tegen uitbraken van besmettelijke ziekten. De armen worden steeds meer gezien als een gevaar voor de andere stadsbewoners ('la classe dangereuse'), ze zijn met velen ('la classe nombreuse') en leven vaak in de meest ellendige en onhygiënische omstandigheden waardoor een belangrijke rol was vastgelegd voor de armenmeesters ('Distributeurs') en de armendokters van BvW bij de preventie en de beheersing van besmettelijke ziektes. De armen konden ook gemakkelijker (moreel) verplicht en 'geciviliseerd' worden doordat ze afhankelijk waren van de onderstand van de overheid. Weigeren om de vaccinering tegen de koepokken ('la petite vérole naturelle') toe te staan aan je kinderen leidde bij ondersteunde behoeftigen tot het schrappen van (een deel van) de uitkering. Kinderen moesten bewijzen dat ze deze ziekte reeds doorsparteld hadden of ertegen ingeënt waren als ze wilden naar school gaan of een beroep doen op een 'institution charitable'. Huizen van het Bureel van Weldadigheid moesten curatief of preventief 'gewit en gegrauwd' worden met levende kalk. De 'besmette' huizen moesten ook binnenin behandeld worden met levende kalk en na epidemies ontsmet worden. Het beddengoed moet worden verbrand door de politie en worden vervangen door BvW.
epidemieën:
In de verslagen van de raadszittingen van het Bureel van Weldadigheid van Brugge wordt tussen 1806 en 1824 gesproken over 'la teigne' (een besmettelijke schimmel van de hoofdhuid die hoofdpijn veroorzaakt), ringworm, 'Catharinawiel' en 'kwaad zeer, haarworm of kwade schurft'.
In 1832, 1848 en 1849, in 1866, in 1871 en tussen 1892 en 1894 worden in de notulen van BvW uitbraken van cholera vermeld in Brugge.
In 1848, 1859, 1864 en 1879 worden de pokken vermeld en in 1848 en 1880 is er sprake van tyfus in Brugge.
Vanaf 1902 staat de zorg om (de afzondering van) de 'Teringlijders' (T.B.C.) meer centraal. met vragen om steun voor de oprichting van sanatoria (Prins Albert, Prinses Elisabeth) en 'kostelooze armzalen' voor behoeftige T.B.C.-patiëntendie (bv. van dokter Evrard), voor 'kostelooze geneesmiddels' uit de Armenapotheek, voor het verlenen van verzorging thuis met 'kloeke voedsels en bouillons', enz...
Tijdens W.O. I is er kritiek van de Duitse medische diensten over de aanpak van mazelen op de geneeskundige dienst van BvW. BvW antwoordt dat het reglement van de geneeskundige dienst strikt wordt nagevolgd. Ook griep en buiktyfus worden tijdens deze oorlogsperiode vermeld. Tijdens W.O. I wordt de steunverlening deels uit de handen van BvW genomen door allerhande gemeentelijke, provinciale en nationale 'Comiteiten' die het grote aantal werklozen, vluchtelingen en mensen die alles waren verloren proberen op te vangen (bv. 'Moedermelk', soepbedelingen, geneeskundige hulp voor gezinnen van 'krijgslieden', ...). BvW, CBG en het stadsbestuur vormen samen met de belangrijkste private steuncomités een 'Middencomiteit' en ook BvW moet haar deel van de middelen leveren volgens vooraf opgestelde verdeelsleutels. Toch komen in de notulen vaak ruimere zaken aan bod zoals de oorlogsomstandigheden, honger en uitputting van de bevolking, stijgende voedselprijzen, ... Kort na W.O. I krijgt BvW haar taak van voor de oorlog terug.
In 1925 wordt de Commissie van Openbare Onderstand opgericht waarbij de tweeledige structuur van de 'armenzorg' (de zorgverleningsteun aan huis die voordien werd gecoördineerd door het Bureel van Weldadigheid en de steun in 'gestichten' die tot het takenpakket behoorde van de Commissie van Burgerlijke Godshuizen) werden samengevoegd in één organisatie.
De grondslag van de geneeskundige zorgen die het Bureel van Weldadigheid voorzag voor de behoeftigen wordt gevormd door de wet van 24 vendémiaire jaar II (15/10/1793) waarin wordt gesteld dat elke gedomicilieerde zieke zal worden geholpen ofwel op zijn domicilie ofwel in het dichtstbijzijnde ziekenhuis. De reglementering van de geneeskundige dienst van BvW zorgt dat de organisatie hiervan in goede banen wordt geleid ten voordele van de armen.
Hieronder vind je chronologisch op welke zittingen welke maatregelen genomen werden bij de uitbraak van besmettelijke ziekten:
Zitting 25/10/1806: ‘Chirurgien’ Van Biesbrouck zal ‘la teigne’ behandelen in het ‘hôpital civil’. Hij wordt iedere drie maanden betaald door BvW voor iedereen die ‘été radicalement gueris’.
Zitting 04/04/1807: de brief van de burgemeester van 31/03 wordt voorgelezen: volgens het arrest van de prefect van 25/01 moet BvW bevestigen of de kinderen die ondersteund worden door BvW al dan niet gevaccineerd zijn.
Zitting 02/05/1807: de brief van de burgemeester van 01/05 wordt voorgelezen: hij stuurt een kopie van de brief van de prefect met betrekking tot de vaccinatie van de kinderen opgenomen in de ‘établissemens charitables’. De burgemeester vraagt dat BvW zich schikt naar de ‘instructions salutaires’ van de prefect. ‘Officier de santé’ Van Biesebrouck zal zo snel mogelijk de leerlingen in de ‘atteliers publics’ die nog niet ‘la petite verola’ gehad hebben vaccineren.
Zitting 31/10/1807: de brief van de Prefect van 29/10 wordt voorgelezen met betrekking tot de lijst van de zieken met de ‘petite verole’ in Brugge sinds 01/01/1807. Hij dringt er op aan dat BvW ‘alles in haar macht doet om dit te voorkomen’. BvW stuurt hierover een brief naar de ‘distributeurs’.
Zitting 07/11/1807: de brief van de burgemeester van 02/11 wordt voorgelezen met een kopie van de brief van de prefect in verband met 'le peu de progrés de la vaccination’. BvW moet ‘tous les moyens de persuasion et d’autorité’ gebruiken opdat ‘les parens des familles indigentes’ hun kinderen laten vaccineren.
Zitting 18/06/1808: de ‘Chirurgiens’ Van Biesebroek en B. Van Steenkiste mogen de hoofdpijn van de behoeftigen behandelen aan 5 fr. per hoofd. De brief van de burgemeester wordt voorgelezen met de klacht van de prefect over het kleine aantal personen dat dit jaar is gevaccineerd en over het feit dat ‘les hommes de l’art’ ongerust zijn om de middelen te verliezen ‘du transmission du fluide du vaccin’. De burgemeester moedigt BvW dan ook aan om de kinderen van de armen te laten vaccineren onder dreiging van het verlies van voedselhulp en om hen op de hoogte te brengen van de manier waarop de vaccinaties vermeerderd worden. BvW beraadt zich over de ‘propagation du secours de la vaccine’.
Zitting 25/06/1808: BvW stuurt een brief naar de ‘Distributeurs’ in verband met de ‘propagation de la vaccine’ bij de ‘necessiteux’ die hen zijn toevertrouwd en stuurt een brief hierover naar de burgemeester.
Zitting 13/08/1808: er wordt een brief voorgelezen van het ‘comité de vaccine’ van Brugge: naar elke ‘parochie’ zal een ‘officier de Santé’ worden gezonden om de armen gratis thuis te vaccineren. Ze vragen de armenlijst op en of de ‘pauvrisseurs les gens de l’art dans leur tournée’ willen vergezellen.
Zitting 18/08/1810: de ‘Chirurgiens’ Van Biesebroek en B. Van Steenkiste mogen betaald worden voor de behandeling van ‘la teigne’ van de behoeftigen aan 5 fr. per hoofd in 1809.
Zitting 22/09/1810: een brief van de burgemeester wordt voorgelezen met de kopie van een brief van de prefect over het weinige nut van de verschillende voorschriften van de ‘administration’ om de praktijk van het vaccineren algemeen te verspreiden. BvW stuurt een ‘circulaire’ naar de ‘Distributeurs’ om hen uit te nodigen om op een dwingende wijze al hun macht te gebruiken en zelfs ‘moijens de rigueur’ om de armen van Brugge te verplichten om hun kinderen te laten deelnemen ‘à une opération aussi utile, aussi précieuse à l’humanité que celle de la vacine’.
Zitting 18/05/1811: in de brief van de ‘Auditeur Sous-Préfet’ van Brugge van 16/05 raadt deze ‘la stricte observation’ aan van de instructies en beschikkingen van de prefect met betrekking tot de kinderen die geplaatst zijn in de ‘attributions des Administrations charitables’. Iedere ‘membre-rapporteur’ moet naar zijn sectie gaan om aan de ‘distributeurs’ de verplichtingen te melden die opgelegd zijn door de vroegere ‘circulaires’ van BvW in verband met de vaccinatie en om meer in contact te treden met de ‘officiers de santé’ die verantwoordelijk zijn ‘pour administrer ce precieux spécifique’ aan de ‘classe indigente’ en om verslag uit te brengen bij de hogere overheid.
Zitting 29/05/1813: de ‘Chirurgiens’ Van Biesebroek en B. Van Steenkiste mogen betaald worden voor de behandeling van ‘la teigne’ bij de behoeftigen aan 5 fr. per hoofd (1810-1811-1812).
Zitting 24/07/1813: ‘Commissaire’ Imbert meldt dat ‘il y a une mortalité extraordinaire’ bij kinderen als gevolg van de ‘petite vérole naturelle’. BvW antwoordt dat vele menen dat de ‘onwerkzaamheid’ van het ‘préservatif de la petite vérole’ nu aangetoond is, dat vele armen dit niet meer willen toepassen op hun kinderen en dat dit zich tegen de samenleving kan keren. BvW treft hier schuld omdat zij niet voldoende heeft ‘éclairé ses administrés sur cette précieuse découverte’. De ‘Rapporteurs’ van elke sectie gaan morgen naar de zitting van de ‘Distributeurs’, na de mis, om hen te waarschuwen dat de ouders die hun kinderen niet laten vaccineren geen steun meer zullen krijgen.
Zitting 18/09/1813: de brief van de burgemeester van 17/09 wordt voorgelezen over het feit dat uit inlichtingen van de politiecommissarissen blijkt dat het aantal personen dat sinds het begin van dit jaar besmet zijn met ‘la petite vérole naturelle’ gestegen is, over de motieven waardoor deze ziekte niet werd voorkomen ‘par inoculation de la vaccine’ en dat 220 personen, waarvan de meesten hulp krijgen van BvW, de ‘petite vérole’ gehad hebben. De burgemeester eist dat er geen steun meer wordt verleend aan de gezinnen waar het niet bewezen is dat ze ‘la petite vérole naturelle’ gehad hebben of dat ze zijn gevaccineerd (cf. de resolutie van BvW van 24/07). BvW vraagt aan de ‘Distributeurs’ om deze resolutie strikt op te volgen.
Zitting 04/03/1815: lijst van de behandelde ‘teigneux’ (1813 en 1814) door Van Biesbrouck.
Zitting 15/06/1816: er wordt een betalingsmandaat ondertekend aan ‘chirurgien’ Van Steenkiste voor de behandeling van personen ‘attaqués de la teigne’ (1813 en 1814).
Zitting 28/12/1816: er wordt een betalingsmandaat ondertekend aan Van Biesbrouck voor de behandeling van personen ‘teigneux’ (1816).
Zitting 17/05/1817: de brief van de burgemeester van 10/05 wordt voorgelezen: de onderintendant laat op bevel van de gouverneur weten dat ‘Sa Majesté’ aan de instituten waar ‘un grand nombre d’individus de la classe indigente’verblijven ‘un appareil fumigatoire’ aanraadt, gemaakt in Brussel door de geneesheer Labaur. Dit apparaat behandelt verschillende huidziektes en de behandeling heeft een goede invloed op de gezondheid (kostprijs: 150 fr.).
Zitting 28/02/1818: er wordt een betalingsmandaat ondertekend aan Van Biesbrouck voor de behandeling van personen aangedaan met ‘la maladie teigneuse’.
Zitting 13/06/1818: de brief van de burgemeester en schepenen van 08/06 wordt voorgelezen: ze geven kennis van het feit dat ‘la Direction générale’, zetelend in Amsterdam, voor de aanmoediging en ondersteuning van de ‘Service Militaire’ om de ‘mémorable journée du 18’ te herdenken. Ze vragen de ‘Bienfaisance des habitans’ om de fondsen voor aanmoediging en ondersteuning van de militaire dienst te spijzen. Ze vragen of BvW denkt of een ‘quête’ hiervoor zou slagen en geen nadeel voor de armen zou opleveren. Ze wijzen in hun brief van 09/06 op de inhoud van het arrest van ‘Sa Majesté’ van 18/04 om het gebruik van het vaccin uit te breiden en wijzen er ook op dat ‘S. Mté.’ alle administraties dringend aanspoort om aan ‘l’opinion salutaire de la vaccine’ mee te werken en voorschrijft dat er lijsten (‘exacts’) zouden worden bijgehouden van alle armen die gevaccineerd zijn. Aan de ‘Chirurgiens’ wordt gevraagd om alle personen die ze gevaccineerd hebben te noteren. BvW: de secretaris zal met hen overleggen om dit vooropgestelde doel te bereiken.
Zitting 20/06/1818: BvW stelt dat veel armen verwaarlozen hun kinderen te laten vaccineren en ze willen er alles aan doen ‘pour leur bien être qu’ils profitent de l’usage salutaire de la vaccine’. BvW vraagt aan de ‘Distributeurs’ om erover te waken dat ‘la pratique de la vaccine’ zich verspreid onder de armen en de armen te verplichten waar mogelijk ‘de faire jouir leurs enfans d’un préservatif reconnu depuis longtems infaillible’.
Zitting 04/07/1818: de ‘Chirurgiens’ moeten volgens artikel 8 van het arrest van ‘Sa Majesté’ van 18/04 registers bijhouden van de vaccinaties die ze gedaan hebben op de kinderen van de armen van BvW en BvW moet volgens artikel 3 van dit arrest de lijsten van de personen die moeten gevaccineerd worden afleveren om de ‘Distributeurs’ hiervan te ontlasten .
Zitting 20/03/1819: er wordt een betalingsmandaat ondertekend aan ‘Chirurgien’ Van Biesbrouck voor de behandeling van ‘la teigne’ in 1818.
Zitting 18/05/1822: de brief van de burgemeester en schepenen van 13/05 wordt voorgelezen: het aantal meisjes dat het stadsbestuur mag plaatsen in het ‘hospice’ van ‘Messines’ is zes. Ze hebben nog twee plaatsen over en vragen aan BvW om een lijst met kandidaten. Om in aanmerking te komen moeten het dochters zijn van militairen die actief zijn of op pensioen, moeten ze gevaccineerd zijn en vrij zijn van ‘tout mal contagieux’ zoals ‘teigne, gâle, vérole, Scrafuleux, …' en tussen vijf en twaalf jaar oud zijn.
Zitting 30/08/1823: er wordt een brief van 23/08 van de burgemeester en schepenen voorgelezen over de ‘Medico Chirurgische Societeit’ van Brugge die iedere eerste dinsdag van de maand een gratis vaccinatie uitvoeren op alle behoeftige personen die in het bezit zijn van een certificaat van de ‘dischmeesters’.
Zitting 21/02/1824: de burgemeester en schepenen stuurden op 14/02 twee exemplaren op van hun besluit met betrekking tot de ‘Koepokinenting van den armen’ met de vraag om dit door te sturen naar de ‘Dischmeesters’ en hen elk een exemplaar te bezorgen.
Zitting 30/04/1825: op 29/04 hebben de burgemeester en schepenen een ‘missive’ opgestuurd met veertig ‘afdruksels van eene ordonnantie van de Raad van regering’ van 12/04 met betrekking tot de ‘Koepokinenting’ en met de vraag om aan iedere ‘disch Meester een exemplaar te willen behandigen’.
Zitting 14/05/1825: er wordt een ‘missive’ van BvW Dottignies van 10/05 voorgelezen met betrekking tot een staat van de onderhoudskosten van de drie weeskinderen Marion-Tragot (98,11 gulden). Ze vragen of Adèle Tragot is ingeënt tegen de ‘koepokken’. Er is ook een brief bijgevoegd van de ‘Direkteur der belastingen’ van 10/12 over het feit dat ‘Z.M.’ aan de weduwe Tragot ‘een jaarlijks pensioen’ heeft toegekend van 98 gulden. De secretaris meldt dat de kinderen dinsdag zijn aangekomen en reeds ‘geplaatst’ zijn.
Zitting 02/09/1826: op 30/08 is er een ‘aanschrijving’ van de ‘Stedelijke Regering’ aangekomen met ‘eenige exemplaren’ van een advies met betrekking tot de ‘Koepokinenting’ die het ‘Comité van Vaccine’ zal uitvoeren in september en oktober ‘op de aangewezene dagen’. Deze exemplaren worden bezorgd aan de ‘disch Meesters’.
Zitting 07/04/1827: de burgemeester en schepenen sturen via een brief van 31/03 ‘eenige plakaten’ door ‘nopens de werkzaamheden van de Koepokinenting der behoeftige om aan de Heeren disch Meesters overhandigd te worden’.
Zitting 19/01/1828: de burgemeester en schepenen hebben op 15/01 het ‘rekwest’ van Athanasius Van Hoorne, oud Militair en Lid van het eerlegioen’, doorgestuurd ‘om de gunst te bekomen tot plaatsing in het gesticht te Meessen van zijn dochtertje Bernardine. De ‘getuigschriften ontbreken dat het Meisje de kunstbewerking der Koepokinenting met eene gewenschte uitwerking heeft ondergaan of de naturlijke Kinderziekte heeft gehad benevens dat het niet is besmet met eene aanstekelijke kwaal zoo als het kwaad hoofdzeer, schurft, kliergezwel, koningszeer of andere huidziekten’.
Zitting 26/01/1828: ‘Heelmeester’ Maes vraagt om benoemd te worden als ‘geneeskundigen voor de behandeling en genezing der arme kinderen en verdere personen door hoofdzeer en andere huidziekten aangedaan’. BvW antwoordt dat er drie ‘Heelmeesters’ zijn, waaronder Maes, voor de huiszittende armen’ die ‘des nood’ in het St.-Janshospitaal worden toegelaten volgens het ‘provinciaal reglement tot voorkoming der verspreiding van hoofdzeer en huidziekten’ van 17/07/1827. Volgens BvW moet hiervoor geen aparte ‘Heelmeester’ worden aangesteld.
Zitting 05/04/1828: de ‘Stedelijke Regering’ heeft op 05/04 een brief opgestuurd met ‘eenige exemplaren van berigt voor de Koepokinenting der behoeftigen’ om op te sturen naar de 'disch Meesters’. Secretaris De Peñaranda zorgt hiervoor.
Zitting 07/06/1828: in de brief van de ‘Stedelijke Regering’ van 06/06 wordt gemeld dat de ‘Vaccinateurs zich beklagen dat er zoo weinig armen gedurende het daar toe geschikt saisoen’ gekomen zijn om hun kinderen te laten vaccineren ‘en alzoo een behoedmiddel verzuimen jegens eene ziekte waar van zoo veel menschen de slagtoffer geweest zijn’. BvW schrijft de ‘disch Meesters’ aan om ‘al hunnen invloed’ te gebruiken ‘om de armen welke de kunstbewerking niet ondergaan hebben, aan te sporen’.
Zitting 23/05/1829: via een ‘missive’ heeft de ‘Stedelijke Regering’ op 11/05 ‘eenige exemplaren toegestuurd' van het ‘berigt nopens de Koepokinenting der huiszittende armen en welke alreeds uitgereikt zijn’.
Zitting 16/04/1831: op 12/04 hebben de burgemeester en schepenen veertig exemplaren opgestuurd van een bericht dat moet gepubliceerd en uitgehangen worden om aan te kondigen dat ‘les opérations pour la vaccination gratuite des indigens’ dagelijks vanaf maandag 25/04 zullen plaatsvinden van 13u tot 14u in het ‘local de l’école de médecine’. Ze vragen om dit te verspreiden aan de ‘Distributeurs’ met de vraag of zij de ouders van de behoeftige gezinnen willen aansporen te profiteren van deze gemakkelijke manier die hen wordt aangeboden om hun kinderen te behoeden voor de ‘fléau de la petite vérole naturelle’.
Zitting 11/06/1831: de brief van de burgemeester en schepenen van 03/06 wordt besproken: niettegenstaande de aankondigingen die ze hebben laten publiceren en uithangen met betrekking tot de gratis vaccinatie van de behoeftigen is het aantal personen dat zich heeft laten vaccineren ‘extrêmement faible’. Het wordt nodig dat de ‘Distributeurs’ ‘bien rappeler aux indigens’ dat het in het belang van hun kinderen is om zich over te geven ‘à une petite opération’ die hen ‘sans douleur et sans gêne’ moet beschermen tegen de ‘fléau de petite vérole naturelle’. Bij de ontvangst van deze brief heeft BvW een ‘circulaire’ gezonden naar de ‘Distributeurs’ over het feit dat als de aansporing geen effect had de ‘parens négligent à cet égard’ hun steun zouden verliezen.
Zitting 30/07/1831: op 20/07 hebben de burgemeester en schepenen exemplaren opgestuurd van een bericht van het ‘Comité de Vaccine’, dat momenteel zitting houdt in het stadhuis elke dag tussen 14u en 15u, om door te sturen naar de ‘Distributeurs’. Secretaris de Peñaranda meldt dat deze reeds zijn verstuurd.
Zitting 28/01/1832: op 27/01 hebben de burgemeester en schepenen een kopie van een instructie van de Minister van Binnenlandse Zaken van 01/12 met betrekking tot de maatregelen om cholera te voorkomen of de effecten ervan te verminderen. Ze vragen of BvW deze willen uitvoeren ten aanzien van de armen. BvW bezorgt een ‘extract’ van wat kan worden gedaan aan de ‘Distributeurs’ en vraagt dat ze de voorgestelde maatregelen uitvoeren.
Zitting 25/02/1832: de brief van de ‘Distributeurs’ van St.-Gillis van 19/02 wordt voorgelezen. Ze laten weten dat ze de ‘Circulaire’ van BvW van 04/02 met betrekking tot de maatregelen om cholera te voorkomen en de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen hebben ontvangen. Ze vragen de middelen voor de uitvoering hiervan en ‘des secours proportionnées aux besoins’. De secretaris spreekt af met deze ‘Distributeurs’ om hen duidelijk te maken dat het voor BvW onmogelijk is om volledig te beantwoorden aan hun wensen wegens ‘la pénurie’ van de kas van Brugge waardoor het onmogelijk was om in 1831 een subsidie ‘aussi fort que la situation des pauvres exige’ uit te betalen en om de kas van BvW te spijzen werd een beroep gedaan op de goedheid van de bewoners waarvan een vrijwillige inschrijving werd gevraagd voor de drie wintermaanden.
Zitting 03/03/1832: een brief van de burgemeester en schepenen van 27/01 wordt voorgelezen met betrekking tot de preventieve maatregelen gesuggereerd in de ‘Circulaire’ van de Minister van Binnenlandse Zaken van 01/12 tegen de ‘Cholera Morbus’. Ze vragen dat de woningen van de armen ‘convenablement assainies’ zijn. De ‘Trésorier’ stelt voor (en BvW stemt hier mee in) om de verschillende ‘hospices’ van BvW te laten witten met kalk.
Zitting 07/07/1832: in de brief van de burgemeester en schepenen van 17/06 wordt gemeld dat de ‘Choléra Morbus’ is opgedoken in Brugge en dat het aantal sterfgevallen in ‘l’hôpital’ van St.-Jan sterk kan stijgen. Ze vragen om een twaalftal doodskisten te voorzien voor de begrafenis van armen van de verschillende parochies die zullen sterven hieraan en om deze doodskisten ’s avonds laat of ’s morgens vroeg te laten vervoeren ‘pour éviter de frapper l’imagination des habitans’. BvW meldt dat dit reeds gebeurt.
Zitting 14/07/1832: doordat er veel noodzakelijke herstellingen met een kostprijs van 138,355 gulden moeten gebeuren voor de veiligheid en gezondheid, door de epidemie die ook in Brugge slachtoffers heeft geëist, wordt er een nieuw krediet gevraagd om in de rekening van 1832 in te brengen.
Zitting 25/08/1832: de burgemeester en schepenen geven in hun brief van 19/08 een kopie door van de brief van ‘Docteur’ de Meersseman (zoon) die laat weten dat in het kwartier van ‘de Laene’ ‘la petite vérole règne avec une grande intensité’ en dat de bewoners ervan veel afkeer tonen om hun kinderen te laten vaccineren. De secretaris zegt dat dit onderwerp belangrijk genoeg is om te blijven ‘circulaires’ te sturen opdat de ‘Distributeurs’ van alle secties hun invloed zouden gebruiken om alle vooroordelen tegen de vaccinering te laten verdwijnen en hen er toe te bewegen de steun af te nemen of te profiteren van het voordeel dat geboden wordt aan de armen om hun kinderen te vrijwaren van de ‘plaag/gesel’ van de ‘petite vérole naturelle’.
Zitting 01/09/1832: er zijn vier gezinnen in de ‘brandstraet, section D', die weigeren om hun kinderen te laten vaccineren. In hun brief vragen de burgemeester en schepenen om hun steun in te trekken tot ze hun kinderen hebben laten vaccineren. De secretaris volgt dit op, samen met De Ryckere-Valckenaere, de ‘Distributeur’ van deze sectie.
Zitting 20/04/1833: op 15/04 hebben de burgemeester en schepenen vijftig gedrukte exemplaren naar BvW opgestuurd in verband met de gratis vaccinaties van de behoeftigen die zullen heropstarten in het stadhuis op 24/04 vanaf 14u en dat deze zullen doorgaan ‘pendant tout le cours de la belle saison’. Ze vragen om dit door te geven aan de armenmeesters.
Zitting 04/05/1833: de brief van 04/05 van de burgemeester en schepenen wordt besproken met betrekking tot de reclame voor de vaccinatie van de behoeftigen om ze te beschermen tegen de ‘plaag/gesel’ van de ‘petite vérolle naturelle’ en het feit dat ze maar weinig individuen hebben gezien die hun kinderen aanboden om gevaccineerd te worden. BvW stuurt opnieuw een ‘circulaire’ naar de ‘Distributeurs’ om hen te vragen om hun invloed te gebruiken om de niet-gevaccineerde kinderen van de armen naar het ‘Comité’ in het stadhuis te sturen (elke woensdag om 14u). ‘Als er toch nog mensen worden gevonden die dit niet willen doen’, worden de armenmeesters gevraagd ‘om hen naar ‘la raison’ te brengen door hun steun af te nemen als ze dit niet doen in hun eigen voordeel’.
Zitting 22/06/1833: de brief van 20/06 van de burgemeester en schepenen wordt voorgelezen. Deze sturen een lijst door van ondersteunde personen door de armentafel die geweigerd hebben om dit jaar hun kinderen te laten vaccineren. Dit jaar stuitten deze vaccinaties op meer onwil dan het vorige jaar en de burgemeester en schepenen denken dat het goed zou zijn om maatregelen te nemen tegen wie van slechte wil is en ze nodigen BvW uit om de steun te weigeren tot ze gevaccineerd zijn. BvW stuurt een afschrift van deze brief naar de ‘Distributeurs’ om dit uit te voeren ‘avec toute la sévérité possible’.
Zitting 06/07/1833: op 28/06 hebben de burgemeester en schepenen de naamlijst opgestuurd van wie hulp krijgt en weigert om zijn kinderen te laten vaccineren. Ze vragen aan BvW om ‘dans l’intérêt de l’humanité’ de steun aan deze ‘insoucians’ in te trekken totdat zij profiteren van het hun aangeboden voordeel. De gedeeltelijke lijsten met deze personen worden reeds doorgegeven aan de ‘Distributeurs’.
Zitting 13/07/1833: op 06/07 hebben de burgemeester en schepenen de lijst met namen doorgegeven van personen die niet gekomen zijn op 02/07 om hun kinderen te laten vaccineren. Ze vragen dat gevraagd wordt aan de ‘Distributeurs’ dat ze alles doen om hen hiertoe te dwingen. BvW antwoordt dat deze lijst reeds werd doorgestuurd naar de ‘Distributeurs’ van St.-Anna waar deze personen wonen. Ook aan de andere secties zullen de lijsten van hun secties worden gezonden.
Zitting 20/07/1833: op 18/07 sturen de burgemeester een brief met een vierde lijst door van de armen die, alhoewel ze verwittigd waren, niet zijn opgedaagd op 17/07 om hun kinderen te laten vaccineren. Secretaris de Peñaranda heeft er al voor gezorgd dat ‘deze ‘récalcitrantes’ geschorst zullen worden van alle steun totdat ze voldoen aan wat hen gevraagd wordt in hun belang en dit van hun kinderen’.
Zitting 31/08/1833: op 31/08 hebben de burgemeester en schepenen drie nieuwe lijsten opgestuurd van personen die steun krijgen maar hun kinderen niet naar de ‘Commission de Vaccine’ hebben gebracht waartoe ze uitgenodigd werden. Ze vragen of BvW dezelfde maatregelen willen nemen die sinds enkele maanden zo’n goed resultaat gehad hebben. BvW vraagt aan de ‘Distributeurs’ ‘waar deze ‘récalcitrants’ wonen om hun steun op te schorten tot ze voldoen aan wat wordt verwacht voor hun belang en dat van hun kinderen’.
Zitting 07/09/1833: de burgemeester en schepenen hebben op 06/09 een nieuwe lijst opgestuurd van personen die hun kinderen niet naar de ‘Séances gratuites pour la vaccination’ willen sturen en ze vragen aan BvW om de meest efficiënte maatregelen te nemen zodat hun kinderen worden gevaccineerd. BvW stuurt dit door naar de ‘Distributeurs’ van St.-Gillis ‘waar ze wonen zodat hen alle hulp wordt geweigerd tot voldaan wordt aan wat van hen wordt verwacht’.
Zitting 15/03/1834: op 14/03 hebben de burgemeester en schepenen een brief opgestuurd: de Gouverneur heeft opgemerkt dat de vaccinatie niet genoeg aangemoedigd wordt en er ken meer worden gedaan om de kinderen te beschermen tegen de plaag/gesel van de ‘petite vérolle naturelle’. De burgemeester en schepenen sturen vijftig exemplaren op van hun beslissing om uit te delen aan de ‘Distributeurs’ om de heropstart van de werkzaamheden van het ‘Comité de vaccine’ aan te kondigen. Deze hebben plaats gedurende het hele seizoen op elke woensdag om 14u vanaf 09/04. BvW zal dit doen.
Zitting 05/04/1834: de gouverneur/minister van staat vraagt in een brief van 01/04 aan BvW om de maatregelen van de ‘Régence’ van Brugge te ondersteunen opdat de behoeftigen hun kinderen laten vaccineren. Het Comité zal elke woensdag vanaf 09/04 aanwezig zijn op het stadhuis.
Zitting 12/04/1834: de burgemeester en schepenen hebben op 10/04 een brief opgestuurd met een lijst van personen die hun kinderen moesten sturen naar het ‘Comité de Vaccine’ en dat niet hebben gedaan niettegenstaande de verwittigingen. De secretaris heeft al een kopie van deze lijst bezorgd aan de ‘Distributeurs’ van St.-Donaas waar deze behoeftigen wonen met de vraag hen alle steun te ontzeggen tot ze bewijzen dat ze hun kinderen naar dit Comité hebben gebracht.
Zitting 06/09/1834: op 05/09 hebben de burgemeester en schepenen zeven naamlijsten opgestuurd van kinderen die niet gevaccineerd zijn. Ze vragen of BvW alle steun wil stopzetten aan de ouders als ze zich niet aanbieden bij het ‘Comité de Vaccin’ die dit jaar nog tweemaal bijeenkomt (op 10 en 17/09). BvW heeft dit reeds doorgestuurd naar de ‘Distributeurs’ met de vraag om mee te werken de verschrikkelijke plaag van de ‘petite vérole’ in te dijken.
Zitting 25/04/1835: op 16/04 hebben de burgemeester en schepenen 50 exemplaren opgestuurd met betrekking tot het hernemen van de ‘opérations’ van het ‘Comité de vaccine pour les indigens’. BvW heeft deze naar de ‘Distributeurs’ opgestuurd met de vraag om er voor te zorgen dat de armen de gemakkelijke manier gebruiken om hun kinderen te beschermen tegen de plaag van de ‘petite vérole naturelle’.
Zitting 02/04/1836: de burgemeester en schepenen hebben op 29/03 een brief gestuurd aan BvW met het bezorgen van enkele exemplaren van de beslissing die ze hebben laten drukken met betrekking tot het hervatten van de werking van het ‘comité de vaccine’ voor de behoeftigen. Ze vragen dat BvW deze wil verspreiden aan de ‘Distributeurs’ en ze raden aan dat deze opnieuw hun invloed zouden gebruiken in hun secties zodat de ouders zouden profiteren van dit gemakkelijke middel om hun kinderen te behoeden van de plaag van de ‘petite vérole naturelle’. BvW stuurt een ‘circulaire’ en deze exemplaren naar de ‘Distributeurs’.
Zitting 25/02/1837: de ‘Distributeurs’ van St.-Gillis sturen op 05/02 een brief met de vraag naar buitengewone fondsen voor hun behoeftigen. De heersende epidemie heeft ook de behoeften vermeerderd van wie erdoor is aangedaan. BvW beslist om, gezien de beslissing van 31/12 in verband met de verdeling van de fondsen die overblijven van het Budget van 1836, de helft van het bedrag dat ze maandelijks ontvangen te beschikking te stellen van de ‘Distributeurs’ van de verschillende secties.
Zitting 06/05/1837: de brief van de burgemeester en schepenen van 05/05 wordt voorgelezen. Ze sturen enkele exemplaren op van het bericht dat ze hebben laten drukken als aankondiging van het terug opstarten van de werking van het ‘Comité de vaccine’ voor de armen vanaf 10/05 elke maandag, woensdag en vrijdag om 14u00 in het stadhuis. Ze vragen aan BvW om deze exemplaren door te geven aan de ‘Distributeurs’ met de vraag of ze er alles willen aan doen dat de ouders gebruik maken van deze ‘moyen facile’ die hen wordt aangeboden om hun kinderen te behoeden voor de plaag van de ‘petite vérole naturelle’. BvW stuurt een ‘circulaire’ naar de ‘Distributeurs’ met betrekking tot dit ‘préservatif’.
Zitting 24/01/1838: als antwoord op de brief van de burgemeester en schepenen heeft BvW een kopie aan de ‘Régence’ opgestuurd met betrekking tot de armen die in het ‘fort’ Van Straeten in ‘Zonnekensmeersch’ wonen. De ‘Distributeurs’ van St.-Salvators hebben laten weten per brief op 22/01 dat dit ‘fort’ gebouwd werd in 1833 en bestaat uit 48 woningen die allemaal vochtig, somber en ongezond zijn. Hier wonen nu 68 gezinnen (250 ‘zielen’). Sinds het begin werden deze armoedige hokken gebruikt door een groot aantal personen ‘d’une conduite déréglée’ die verplicht waren te vluchten in dit ‘miserable asile’, dat verworden is tot ‘le lieu de retraite de tout ce que la société renferme de plus démoralisé dans son sein’. Deze staat van zaken leidt tot ‘justes alarmes’ en in het belang van de zeden en om de invasie van een epidemische ziekte te vermijden door de steeds groeiende populatie hier, in een plaats zó ongezond. BvW weigert hulp aan iedere persoon die hier woont, een maatregel van tijdens de cholera die succesvol was bij de bewoners van de St.-Janslaan. Dit zijn de redenen waarom de bewoners van ‘fort Van Staeten’ geen steun krijgen van de armentafel. BvW gelooft dat wat men doet om dit nuttig doel te bereiken niet voor de gemeentelijke overheid als onrechtvaardig en tegen de wetten van de menselijkheid en de godsdienst kunnen overkomen. Het verantwoordelijke Lid voor deze sectie heeft sinds ‘la saison rigoureuse’ door een derde persoon hulp van verschillende aard laten geven aan deze bewoners. Niemand wil zichzelf belasten met het geven van hulp aan personen in deze buurt die constant bezocht wordt door Militairen en door een groot aantal ‘débouchés’. Ze blijven bij hun besluit zolang de overheid geen doeltreffende maatregelen neemt ‘pour extirper l’immoralité’.
Zitting 25/04/1838: op 18/04 hebben burgemeester en schepenen een brief gestuurd naar BvW met de exemplaren die ze hebben laten drukken als aankondiging van het heropstarten van de werking van het ‘Comité de vaccine’ ten voordele van de behoeftigen. BvW heeft deze doorgestuurd naar de ‘Distributeurs’ met opnieuw de vraag om hun invloed te gebruiken om de ouders er toe te bewegen hun kinderen te behoeden voor de vreselijke plaag van de ‘petite vérole naturelle’.
Zitting 24/04/1839: op 18/04 hebben de burgemeester en schepenen een brief gestuurd naar BvW waarmee ze de gedrukte exemplaren opsturen om te laten weten aan het publiek dat het ‘Comité de vaccine’ zijn werkzaamheden herstart ten voordele van de kinderen van de behoeftigen. Deze zijn doorgegeven aan de ‘Distributeurs’ van alle secties die opnieuw gevraagd worden om hun invloed te gebruiken bij de ouders opdat ze dit gemakkelijk middel dat hen wordt aangeboden om hun kinderen te behoeden voor de pokken, een ziekte met zo’n noodlottige gevolgen, niet verwerpen.
Zitting 08/05/1839: artikel 15 van het provinciaal reglement van 03/07/1822 houdt de verplichting in voor de leiding van de publieke inrichtingen om van alle kinderen die hun inrichting bezoeken een certificaat te vragen van hun vaccinatie of van het feit dat ze de ‘petite vérole naturelle’ gehad hebben. Deze certificaten moeten goed bewaard worden en moeten kunnen voorgelegd worden bij elke vraag. Overtreding van deze bepaling, genomen in het belang van de openbare gezondheid, leidt tot een straf voorzien in artikel drie van de wet van 06/03/1818 van 75 gulden en een gevangenisstraf van zeven dagen of meer. Op 27/04 hebben de burgemeester en schepenen een brief gestuurd over het feit dat ze bemerken dat deze beschikkingen niet altijd worden nageleefd in Brugge en ze vragen aan BvW te herinneren aan de leiding van de scholen onder BvW dat ze zich hier strikt aan moeten houden. BvW schrijft hierover naar de ‘Distributeurs van St.-Anna die toezicht houden op de school die enkel bezocht wordt door de jonge meisjes van de armen van St.-Anna.
Zitting 14/08/1839: naar aanleiding van de brief van de burgemeester en schepenen van 12/07 heeft BvW de ‘Distributeurs’ van St.-Gillis aangeschreven om hen te vragen alle steun op te schorten aan Boijser, wonende in de ‘Jean Miraelstraat’, met twee kinderen die hij weigert te laten vaccineren.
Zitting 20/11/1839: op 11/11 hebben de burgemeester en schepenen een brief gestuurd met vier exemplaren van het reglement van het ‘Conseil provincial’ van 11/07 (goedgekeurd door het K.B. van 12/08) om de voortgang van de vaccinatie te verzekeren.
Zitting 29/04/1840: op 17/04 hebben de burgemeester en schepenen een brief gestuurd naar BvW met de exemplaren van het biljet dat ze hebben laten drukken voor de ‘Distributeurs’ om hen uit te nodigen om al hun invloed te gebruiken om de ouders van de arme kinderen er van te overtuigen om hun kinderen te laten vaccineren tegen de verschrikkelijke gevolgen van de ‘petite vérole naturelle’.
Zitting 15/12/1841: op 10/12 hebben de ‘Distributeurs’ van St.-Salvators een brief gestuurd naar aanleiding van de brief van BvW van 11/11 in verband met het melden aan de burgemeester en schepenen dat er grote armoede heerst in het ‘fort Van der Straeten in Zonnekenmeersch’ en dat de meeste bewoners hier het strikt noodzakelijke missen. Ze signaleren de nadelen die bestaan om deze personen te behandelen zoals de andere armen van hun sectie, waardoor ze enkel kunnen voorzien in indirecte steun. In het ‘fort Van der Straeten’, zeggen ze, zijn 49 woningen waarin minstens 260 ‘zielen’ verblijven, waarvan 159 kinderen. Deze individuen krijgen geen regelmatige steun omdat er verschillende woningen zijn met één gezin en in andere wonen er drie, waardoor mannen, vrouwen en kinderen in een warboel door elkaar leven tussen het straatvuil en de huisdieren. De meeste van deze ongelukkigen vinden nog de middelen om zich te voeden. Deze ‘Distributeurs’ vragen een benoeming van een ‘Commission Sanitaire’ die belast wordt met het bezoek aan deze plaats om aan te duiden welke veranderingen ze nodig achten hier in het belang van de openbare gezondheid in het algemeen en specifiek voor de gezondheid van de bewoners. BvW stuurt deze ‘missive’ door naar het Schepencollege met de vermelding dat ze dit steunen.
Zitting 09/03/1842: De burgemeester en schepen sturen een brief op (08/03) van ‘Chirurgien’ Charles Van Steenkiste m.b.t. het groot aantal zieken en personen met syfilis tijdens de laatste 4 à 5 jaar. Hij vraagt of hij mag starten met een dispensarium waar iedereen met één van deze ziekten wordt toegelaten op vertoon van een certificaat van armoede van BvW. BvW: dit kan niet worden gerealiseerd zolang er geen plaats wordt gevonden waar de armen een bad kunnen nemen. De levering van de geneesmiddelen kan gebeuren door de apothekers van de verschillende parochies maar voor de baden zou het schepencollege moeten afspreken met CBG.
Zitting 18/05/1842: BvW heeft de brief van het Schepencollege op 30/04 doorgestuurd naar alle ‘Distributeurs’. Met deze brief heeft het Schepencollege exemplaren opgestuurd met betrekking tot de gratis operaties van het ‘Conseil de vaccine’ die zullen heropgestart worden en regelmatig (wekelijks) zullen gebeuren op maandag, woensdag en vrijdag ten voordele van de behoeftigen.
Zitting 21/04/1843: de brief van de burgemeester en schepenen van 15/04 wordt voorgelezen. Ze sturen gedrukte exemplaren op van hun beslissing om het publiek op de hoogte te brengen van het hernemen van de gratis operaties van het ‘Comité de vaccine’ ten voordele van de behoeftigen. BvW heeft deze exemplaren reeds doorgegeven aan de Armenmeesters met de 'vraag om hun invloed te gebruiken zodat de ouders profiteren van de middelen die hen worden aangeboden om hun kinderen te behoeden voor de ‘petite vérole’'.
Zitting 20/03/1844: De burgemeester en schepenen vragen op 14/03 aan BvW om in het belang van de gezondheid van de leerlingen van de gemeentescholen om de ‘Officiers de Santé’ van de armen thuis te bevelen om minstens éénmaal per maand een bezoek te brengen aan deze scholen om aan de ‘Professeurs’ de leerlingen te signaleren die lijden aan een besmettelijke ziekte en hierdoor tijdelijk de school moeten verlaten. BvW duidt Verriest aan voor de school Van Gheluwe, de Meijer voor school N° 2 en Claeijsens voor school N° 3.
Zitting 17/04/1844: op 15/04 heeft de burgemeester een brief opgestuurd naar BvW met betrekking tot het hervatten van de ‘opérations de la vaccine’. BvW stuurt een omzendbrief naar de Armenmeesters om hen deze ontvangen exemplaren te bezorgen.
Zitting 10/07/1844: Burgemeester en schepenen laten weten op 27/06, naar aanleiding van de brief van BvW van 20/05, dat de Gemeenteraad beslist heeft dat er een speciale dienst wordt opgericht voor het maandelijks bezoek aan de gratis gemeentescholen om te onderzoeken of de ‘état sanitaire’ van de leerlingen voldoende is. Ze danken BvW voor de snelle beslissing om de ‘Chirurgiens’ van de armen te vragen om deze scholen te bezoeken.
Zitting 23/04/1845: op 17/04 hebben de burgemeester en schepenen vijftig gedrukte exemplaren opgestuurd om de bevolking te informeren dat vanaf woensdag 07/05 de gratis operaties van het ‘Comité de vaccine’ ten voordele van de behoeftigen van Brugge zullen hernemen en dat dit zal gebeuren op de maandag, woensdag en vrijdag van elke week. BvW bezorgt deze exemplaren aan de Armenmeesters en vraagt dat zij hun ‘salutaire influence’ gebruiken om de ouders van arme kinderen ertoe te bewegen om hun kinderen te laten inenten.
Zitting 25/06/1845: de brief van de burgemeester en schepenen van 18/06, als antwoord op de brief van BvW van 13/06, wordt voorgelezen: ze hebben aan de politiecommissarissen opdracht gegeven om specifiek toezicht te houden op de wijken, gekend onder de naam van ‘forts’ en om ‘rigoureusement’ voor de eigenaars en de bewoners hiervan de beschikkingen van het algemene politiereglement toe te passen in verband met de zedelijkheid en de gezondheid van de straten. De huidige eigenaar van het ‘fort Van Straeten’ voert enkele verbeteringen uit aan de bestrating van de ‘cour’ en de steegjes die zich bevinden vóór de woningen en aan het weglopen van het regen- en huishoudelijk water. Ze zeggen dat ze voortaan heel speciale zorg zullen besteden aan het onderzoek van de plannen van de gebouwen voor het oprichten van verschillende woningen die van alle kanten worden opgericht.
Zitting 22/04/1846: de burgemeester en schepenen laten weten dat de gratis vaccinering terug zal heropstarten vanaf 22/04 op maandag, woensdag en vrijdag. BvW geeft dit door aan de armenmeesters die 'hun invloed moeten gebruiken opdat de behoeftige ouders hun kinderen zouden laten vaccineren'.
Zitting 02/02/1848: BvW vindt, 'in een tijd dat epidemieën met een zekere intensiteit voorkomen op verschillende plaatsen in de provincie', dat ze maatregelen moeten nemen om de oorzaken van besmetting op afstand te houden en ze verwijzen naar de omzendbrief van 21/01 van de Gouverneur met de instructies in verband met hygiëne. BvW vraagt vóór 10/02 een verslag over de genomen maatregelen. BvW vraagt de armenmeesters ook om alles te doen wat van hen verwacht wordt in dergelijke omstandigheden en 'om hun invloed te gebruiken om het hoofd van de gezinnen te laten begrijpen dat onzindelijkheid van lichaam en onmatigheid de voortgang van epidemieën begunstigen en altijd verzwaren'. De ‘distributeurs’ worden verder gevraagd om zoveel mogelijk de situatie van de armen te verbeteren, respectievelijk het witten van hun huizen als dit nodig blijkt, beddengoed te bezorgen en hen te laten verzorgen bij ziekte. BvW stuurt een omzendbrief naar de ‘praticiens’ van BvW met de mededeling dat 'als ze opgeroepen worden om ziekenzorg te geven, aangedaan door de plaag, ze direct de maatregelen moeten nemen om de ontwikkeling van de ziekte te stoppen en dit te laten weten aan de armenmeesters zodat deze te hulp kunnen komen aan deze zieken. BvW laat dit weten aan de burgemeester en schepenen en beslist om jaarlijks de huizen van BvW te witten en te onderhouden volgens de gezondheidsmaatregelen. BvW zegt wel 'te weinig middelen te hebben om de hygiënische maatregelen die voorgeschreven worden en die kostbaar zijn allemaal te betalen'.
Zitting 09/02/1848: de burgemeester en schepenen melden dat verschillende gevallen van de ‘petite verole’ zijn opgedoken de laatste maand bij de arme gezinnen van Brugge, waarvan BvW geen weet had en waardoor BvW wordt gedwongen om zich te voegen naar artikel 10 van het reglement op de vaccinatie van 11/07/1839. De verplichtingen in dit reglement moeten volledig worden ingelost om de verspreiding van de besmetting te voorkomen. Ze vragen aan de ‘medecins’ en ‘chirurgiens’ van BvW om elk geval van ‘petite verole’ dat opduikt bij de armen onmiddellijk te melden en de lijst van de aangetasten, met aanduiding van hun leeftijd en woonplaats, te bezorgen aan het schepencollege.
Zitting 16/02/1848: Buylaert en Verriest, de ‘medecin’ en de ‘chirurgien’ van de armen van St.-Salvators, St.-Gillis en St.-Anna, laten weten dat drie gevallen van ‘petite vérole’ gemeld zijn bij de armen van deze secties. Ze hebben dit doorgegeven aan de burgemeester en schepenen, samen met de andere gevallen die in aantocht zijn bij de armen.
Zitting 03/05/1848: het Schepencollege stuurt vijftig gedrukte exemplaren op van de aanplakbrief om aan te kondigen dat vanaf 01/05 de gratis operaties herstarten van het ‘Comité de Vaccine’. BvW stuurt dit door naar de Armenmeesters, met de vraag om 'al hun invloed te gebruiken bij de ouders om hun kinderen te vrijwaren van de verschrikkelijke gevolgen van de ‘petite vérole’'.
Zitting 26/07/1848: de Gouverneur vraagt inlichtingen over 'de voortgang en de gevolgen van de epidemie van de tyfuskoorts als gevolg van de voedselcrisis en vraagt hierover een ‘bulletin’ met alle kosten voor geneesmiddelen voor de armen op te sturen'. BvW schrijft naar de ‘praticiens’ van BvW.
Zitting 02/08/1848: De armendokters (‘practiciens’) van BvW melden, naar aanleiding van de vraag van BvW vermeld in het proces-verbaal van 26/07/1848 met betrekking tot de epidemische tyfuskoorts, dat ze geen precieze inlichtingen kunnen geven hierover in verband met de behandelde armen thuis. BvW laat dit weten aan de burgemeester en schepenen.
Zitting 13/09/1848: de burgemeester en schepenen laten weten dat als de cholera zou verschijnen in België het ‘Gouvernement’ de aandacht vestigt op de preventieve maatregelen om de invloed van de epidemie te verzachten op het ogenblik dat deze begint'. Deze maatregelen bestaan uit 'de gezondmaking van de wijken en woningen die bewoond worden door de werkende klasse, het schilderen van de binnenkant van de huizen met levende kalk en de properheid te laten regeren in de huizen en de belendende ‘cours’'.
Zitting 07/04/1849: er zijn verschillende gevallen vastgesteld van de Aziatische cholera in Brugge. Er worden maatregelen genomen en de ‘properheid’ wordt nagestreefd.
Zitting 11/04/1849: er zal een speciaal hospitaal worden geopend voor de behandeling van de ‘choleriques’ die thuis niet de nodige zorgen kan krijgen.
Zitting 23/05/1849: de burgemeester en schepenen sturen vijftig exemplaren op van de beslissing die ze hebben laten drukken, publiceren en aanplakken om aan te kondigen dat de gratis operaties van het ‘Comité de vaccine’ zullen herbeginnen. Ze vragen aan BvW om hun ‘salutaire concours’ verder te zetten 'om de ouders van de arme kinderen te doen besluiten om hun kinderen te laten vaccineren'. BvW stuurt een aantal exemplaren op naar de armenmeesters met de vraag om de ouders te overtuigen om hun kinderen te behoeden voor de vreselijke gevolgen van de ‘petite vérole’. BvW stelt 450 fr. ter beschikking van de armenmeesters van St.-Gillis en St.-Anna (300 fr. voor St.-Gillis en 150 fr. voor St.-Anna), de secties die meest aangedaan zijn van de cholera. Dit bedrag moet gebruikt worden voor de buitengewone uitgaven veroorzaakt door deze ziekte en om maatregelen te nemen om de voortgang hiervan te stoppen.
Zitting 13/06/1849: de burgemeester en schepenen melden dat sinds enkele dagen er ‘in groot aantal’ transporten van behoeftige zieken met ‘choréla’ naar het stedelijk hospitaal plaatsvinden. Hier worden ze samen verzameld met de gewone zieken en hieraan moet zo snel mogelijk een einde komen. Deze zieken moeten nar het hospitaal van de Potterie worden gebracht. BvW stuurt hierover instructies naar de ‘distributeurs’. De Gouverneur vraagt via de burgemeester en schepenen om hem zo snel mogelijk een verslag op te sturen met betrekking tot de besmettelijke ‘ophthalmie’ in de weldadige inrichtingen van BvW. BvW meldt dat deze ziekte niet aanwezig is in haar weldadige inrichtingen.
Zitting 20/06/1849: BvW stelt 100 fr. ter beschikking van de armenmeesters van de Magdalena voor buitengewone onkosten naar aanleiding van de cholera en om de maatregelen te nemen om de voortgang van deze ziekte te stoppen.
Zitting 25/07/1849: De ‘distributeurs’ van St.-Anna komen op bezoek naar de zitting en melden dat enkele nieuwe gevallen van Cholera zullen worden vastgesteld op St.-Anna en dat het dringend wordt dat de ‘praticiens’ van St.-Anna op de eerste vraag de zorgen komen aanbieden aan de personen die van de epidemie zijn aangedaan. BvW schrijft naar ‘Médecin’ De La Haye en ‘Chirurgien’ Verriest van St.-Anna om te vragen om alles te doen wat van hen wordt verwacht en om zo snel mogelijk te beantwoorden en 'zo weinig mogelijk tijd te laten tussen de vragen en hun huisbezoeken'.
Zitting 08/10/1849: de ‘trésorier’ van BvW meldt dat door het groot aantal overlijdens vanaf 01/01/1849 tot nu binnen de ‘arme klasse’ het Budget voor begrafeniskosten (2.500 fr.) uitgeput is. Voor de rest van het jaar wordt 1.500 fr. extra gevraagd voor begrafeniskosten aan de gemeentelijke administratie.
Zitting 21/11/1849: de Gemeenteraad is BvW erkentelijk voor haar diensten tijdens de tijd dat de cholera in Brugge voorkwam en voor de ‘concours empressé et intelligent’. De bedeling van ‘Soupes économiques’ en de verschillende voorgeschreven maatregelen voor properheid en hygiëne voor de ondersteunde behoeftigen zijn efficiënte middelen geweest om deze ‘gesel te verslaan’. BvW heeft dit naar alle tevredenheid uitgevoerd. Ook de ‘distributeurs’ krijgen erkenning van de burgemeester en schepenen voor alles wat ze gedaan hebben in het belang van de armen en van de openbare gezondheid.
Zitting 16/01/1850: de burgemeester en schepenen sturen de omzendbrief van de Gouverneur van 04/01 op met betrekking tot de oprichting van de ‘prix de propreté et de bonne tenue des maisons habitées par la Classe ouvrière’. Het doel van deze prijs is de verbetering van de sanitaire toestand van de bevolking na te streven door een nieuwe manier van ‘emulatie’. De Gouverneur vraagt aan BvW om hem een verslag hiervan op te sturen. BvW antwoordt 'dat dit op alle punten gunstig is voor de behoeftige klasse en dat BvW hieraan haar medewerking verleent via de ‘distributeurs’ om de uitvoering te verzekeren van de voorgestelde middelen'. Jaarlijks worden per sectie prijzen uitgereikt aan gezinnen die een vol jaar de meeste zorg besteden aan de reinheid van hun woning.
Zitting 13/03/1850: de burgemeester en schepenen bedanken BvW voor hun deelname aan de opstart van de ‘prix de propreté et de bonne tenue des maisons habitées par la Classe ouvrière’. De Gemeenteraad heeft hiervoor op het Budget van 1850 een bedrag van 500 fr. voorzien en ze wachten nog op antwoorde in verband met een subsidie van de staat via de gouverneur. De burgemeester en schepenen vragen ook dat BvW een reglement opstelt in verband met de bezoeken aan de huizen van de werkende klasse en de wijze en de basis van de verdeling van de prijzen. BvW stuurt een omzendbrief met uitleg hierover aan de ‘distributeurs’ om hun ideeën hierover te vragen.
Zitting 29/05/1850: de burgemeester en schepenen hebben op 22/05 vijftig exemplaren opgestuurd van de beslissing die gedrukt en geafficheerd is om de hervatting aan te kondigen van de gratis werkzaamheden van het ‘Comité de Vaccine’. BvW stuurt enkele exemplaren door naar de ‘Distributeurs’ met de vraag om de ouders van de arme kinderen aan te sporen om hun kinderen te laten vaccineren.
Zitting 17/07/1850: na een rondvraag bij de ‘distributeurs’ stelt BvW naar aanleiding van een brief van de burgemeester en schepenen van 05/03 een reglement op met betrekking tot de oprichting van de ‘prix de propreté et de bonne tenue des maisons habitées par la classe ouvrière’, een ‘mission toute Philantropique’. Ook de uitgeschreven tekst van dit reglement kan in dit proces-verbaal van de zitting van BvW gevonden worden en komt neer op: deze prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan de werkende en behoeftige ‘klasse’, de deelnemers worden aangeduid door een ‘Comité’ waarin één lid van de Gemeenteraad, één lid van het Bureel van Weldadigheid en één lid van het ‘Comité de Salubrité publique’ zetelt, er gebeurt een bezoek aan de wijken en specifiek aan de huizen die zijn aangeduid door de ‘distributeurs’, de ‘distributeurs’ duiden deze huizen aan naar aanleiding van twee categorieën van prijzen: (1) gezinnen die hun huis het volledige jaar proper hebben gehouden en (2) gezinnen die zich hebben laten opmerken door een tendens naar properheid en een grote verandering in hun huishouden. De ‘commissie’ beslist over het aantal gezinnen per parochie voor elke categorie van prijzen en de prijs zal door hen worden vastgelegd volgens de behoeftige bevolking van elke parochie. De aard en het bedrag van de prijs is afhankelijk van de middelen die ter beschikking zijn en deze prijs wordt zoveel mogelijk uitgedeeld in meubelen. BvW doet voorstellen aan de Gemeenteraad over de wijze van prijsuitreiking en wanneer dit best gebeurt. BvW stuurt dit voorstel van reglement naar het Schepencollege, dat haar inspanningen vernieuwt om hiervoor een zo hoog mogelijke subsidie te krijgen van het ‘Gouvernement’ op de staatsfondsen.
Zitting 12/05/1852: de burgemeester en schepenen sturen vijftig exemplaren op met betrekking tot de heropstart van de gratis werkzaamheden van het ‘Comité de Vaccine’ en vragen om er enkele te bezorgen aan de ‘distributeurs’ 'opdat deze al hun invloed zouden gebruiken om de ouders van de arme kinderen aan te sporen om deze kinderen te laten vaccineren'.
Zitting 15/12/1852: naar aanleiding van de correspondentie met de Speciale Commissie die benoemd is voor de bezoeken aan de woningen van de behoeftige gezinnen die zich onderscheiden hebben door hun properheid en hun goed gedrag en de armenmeesters van Brugge beslist BvW om de som van 1.000 fr., geschonken door stad Brugge, te verdelen als ‘prix de propreté et de bonne tenue des Maisons habitées par la Classe ouvrière et pauvre’ in 1852. Vermelding van de verdeelsleutel en het aantal prijzen.
Zitting 28/09/1859: BvW stelt aan de Armenmeesters, naast de wekelijkse verdelingen van bons voor bouillon, vlees en brood, buitengewone fondsen ter waarde van 2.567 fr. ter beschikking om preventieve maatregelen te nemen tegen de heersende ziekte en om buitengewone steun te verlenen aan de behoeftigen. Vermelding van de verdeelsleutel.
Zitting 06/10/1859: 'naar aanleiding van de huidige omstandigheden waarin de arme Klasse zich bevindt als gevolg van de heersende Ziekte' stelt BvW opnieuw buitengewone fondsen ter beschikking van de Armenmeesters: 2.567 fr. + verdeelsleutel. BvW stelt ook 500 fr. ter beschikking van de ‘filles de charité’ op de Wijngaardplaats, die de armen thuis bezoeken, voor de aankoop van voeding, noodzakelijke zaken om te geven aan de zieken en herstellenden en om buitengewone steun te verlenen aan de behoeftige gezinnen van Brugge. Dit bedrag wordt onmiddellijk bezorgd aan ‘Madame la Supérieure’.
Zitting 09/02/1860: BvW stelt 5.000 fr. ter beschikking van de Arrmenmeesters: 4.400 fr. van de ‘Speciale Fondsen’ voor aankoop van beddengoed en kledij + 600 fr. voor de secties die het meest geleden hebben onder de heersende ziekte van september tot november 1859 op St.-Anna en St.-Gillis). Dit moet gebruikt worden om te bedelen aan de meest behoeftigen.
Zitting 01/05/1864: er wordt een brief voorgelezen van de burgemeester en schepenen van 02/05(?) in verband met de bestrijding van de ‘variole’. Ze hebben aan de Provinciale Medische Commissie gevraagd welke maatregelen kunnen worden genomen: (1) ‘bevoegdverklaring’ van de hervaccinaties (2) bezoek van de Armenmeesters aan al hun ondersteunde gezinnen om te controleren of de provinciale reglementering van 11/07/1839 op de vaccinatie wordt gevolgd (3) bezoek aan de arme vreemde gezinnen die zich recent hebben gevestigd in Brugge en in de woningen waarin verschillende gezinnen samenwonen en een Speciale controle hierop (4) dezelfde controle in scholen en vooral in de private kleine scholen, de zogenaamde ‘Speelscholen’. BvW stuurt een omzendbrief naar de armenmeesters 'om in het belang van de openbare Gezondheid deze maatregelen uit te voeren en het verkregen resultaat te melden' aan BvW.
Zitting 25/05/1864: de burgemeester en schepenen sturen vijftig exemplaren op van hun beslissing over het hervatten op 25/05 van de gratis operaties van het ‘Comité de Vaccine’ en ze vragen aan BvW om hieraan mee te werken door enkele van deze affiches te bezorgen aan de ‘Distributeurs’ zodat deze ook hieraan meewerken. Ze vragen 'dat de 'Distributeurs' hun invloed zouden gebruiken bij de arme gezinnen zodat deze hun kinderen laten inenten en hen zo te beschermen tegen de ‘gesel’ van de ‘petite variole’'. De burgemeester en schepenen vragen ook om §2 van deze beslissing onder de aandacht te brengen van de Armenmeesters.
Zitting 07/12/1864: naar aanleiding van de benoeming van nieuwe ‘médecins’ stelt Vander Plancke voor om één ‘praticien’ meer in dienst te nemen dan het aantal dat is vastgesteld door het reglement van 13/03/1864. Aan deze ‘médecin’ wordt een jaarloon betaald van 300 fr., hij zal samenwerken met dokter Allewaert voor de ‘Service Chirurgical’ in de Sectie die hem zal worden toegewezen en hij zal ook werken voor de ‘Service médical’ van de armen bij epidemieën of als BvW dit nodig acht. BvW keurt dit voorstel goed en ‘docteur en médecine, chirurgie et accouchements’ Auguste Verbaere wordt benoemd voor drie jaar als bijgevoegd geneesheer.
Zitting 05/06/1865: instructies voor de algemene telling van de armen van Brugge: het doel van de Speciale Commissies per parochie is: (1) inschrijving op de lijsten van de behoeftige gezinnen (niet als het hoofd valide is en geen twee kinderen heeft) (2) ondervraging over het lager onderwijs dat de arme kinderen krijgen en hun een bewijs laten tonen van het volgen van les in een gratis school (3) aandringen opdat de niet-gevaccineerde kinderen zouden naar de Zittingen van het Comité (op Maandag en Woensdag om 14u in een lokaal van het vroegere ‘hôtel de la fleur de blé’ worden gestuurd en laten weten aan de ouders of voogden dat de vaccinatie verplicht is op straf van gevangenzetting tussen 1 en 15 dagen en geen openbare steun meer te krijgen (4) een goede staat van properheid aanbevelen in de woningen (5) de woningen die ongezond of gevaarlijk door hun constructie zijn signaleren.
Zitting 03 & 10/09/1866: giften choleralijders: er wordt 20 fr. afgegeven aan BvW als gift ten voordele van de choleralijders. Deze giften werden verzameld door ‘Dame’ Poppe, geboren Boussart, om de herstellende choleralijders te helpen. Door de Gemeente wordt 400 fr. van de 1.000 fr. voor West-Vlaanderen opgestuurd door de Minister van Binnenlandse Zaken in naam van de Koning om bij te dragen aan de gezinnen die slachtoffer zijn van de huidige epidemie. BvW verleent een gift aan de ‘Superieure’ van de Zusters van St.-Vincentius-à-Paulo voor de ‘service hospitalier’ aan de zieken met cholera in het Potteriehospitaal (volgens het voorgeschreven gebruik). Met betrekking tot de epidemie is er een voorstel aan de Armenmeesters van St.-Anna: BvW beslist en laat weten aan het’Collège’ van de ‘distributeurs’ van St.-Anna en aan de ‘Médecins’ van het dispensarium: (1) de aflevering van bons voor vlees zal stoppen (2) de gezinnen waar de epidemie is vastgesteld ontvangen de Soep die zal klaargemaakt en bedeeld worden door de Armenmeesters (3) de kost voor deze bedeling van Soep wordt beschouwd als gelijk aan deze van de verdeling van vlees en zal op dezelfde manier geliquideerd worden.
Zitting 10/12/1866: epidemie: de staten van de voorschotten voor Vlees en Soep en voor het ‘poederen’ (‘badigeonnage’) van de woningen van de armen tijdens de choleraepidemie die in juni is uitgebroken worden afgeleverd door de armenmeesters . Het bedrag van deze staten wordt uitbetaald (samen is dit 4.972,88 fr.) op het buitengewoon krediet verschaft door stad Brugge.
Zitting 10/12/1867: rekeningen cholera: er wordt een lijst vastgesteld met de personen waaronder het bedrag van 1.200 fr. wordt verdeeld. Dit wordt toegekend in het budget van 1867.
Zitting 27/12/1867: beloningen: de goedgekeurde staat van 10/12 met betrekking tot de beloningen voor diensten aan de armen die besmet werden tijdens de choleraepidemie van 1866 wordt bekeken en de beloning wordt in handen gegeven van diegenen die hiervoor zijn opgeroepen om te komen. De Voorzitter, De Ridder-Du Jardin, spreekt zijn lof uit voor hun gedrag en vraagt hen deze humanitaire gevoelens verder te zetten.
Zitting 18/10/1869: prijs van de properheid: door de verandering van personeel in de administraties van BvW moet er een Lid van BvW worden benoemd in plaats van Eugène Vermeire in de speciale Commissie die belast is met het bezoek aan de woningen van de arme gezinnen en het voorstellen van de prijs van de properheid en het goed onderhoud. Alphonse Meynne wordt hiervoor benoemd. Dit wordt gemeld aan het ‘Collège de Régence’ en aan vander Beke De Cringen, lid van deze Commissie en afgevaardigd door het ‘Comité’ van de openbare gezondheid. Ook aan Louwagie, lid van dezelfde Commissie en aangeduid door de gemeentelijke administratie, wordt dit gemeld.
Zitting 07/08/1871: in een brief van de armenmeesters van St.-Walburga wordt de vraag gesteld om bij een nieuwe ‘invasion’ van cholera ‘acide phénique’ ter beschikking te stellen van de armenmeesters en om instructies te geven over hoe dit moet worden gebruikt voor de ‘assainissement’ van de woningen en voor de reiniging van de kledij en het beddengoed. BvW antwoordt dat dit bij voorkeur gebeurt door de politie en de dienst van openbare hygiëne in plaats van door de weldadige administratie. BvW stuurt een brief naar de ‘médecins’ van de dispensaria om de instructies te verkrijgen over dit gebruik.
Zitting 18/12/1871: in een brief van 04/11 meldt het Schepencollege dat de lokale sanitaire Commissie de noodzaak heeft gesignaleerd om een groot aantal woningen die bewoond worden door ‘la Classe pauvre’ te witten met de vraag om te bestuderen of er een bedeling van kalk moet gebeuren aan de gezinnen die dit niet zelf kunnen aankopen. BvW antwoordt dat op St.-Anna veel huizen zijn gekalkt voor weinig kosten waarbij de armenmeesters de ‘Commissionaire’ in grote hoeveelheid ‘kalksel’ laten maken die wordt verdeeld aan de armen en de armen mogen één van de zes of acht hiervoor aangekochte borstels gebruiken. BvW vraagt aan de andere Colleges van ‘distributeurs’ om dit op dezelfde wijze te doen.
Zitting 21/10/1872: op vraag van ‘Commissaire’ Meynne wordt een nieuwe afgevaardigde van de Gemeenteraad benoemd in plaats van Louwage om deel te nemen aan de ‘Commission’ die de prijzen van properheid uitreikt .
Zitting 23/03/1874: hygiëne: de armenmeesters van St.-Walburga vragen om het bedrag van 14,23 fr. terug te krijgen dat betaald is voor de desinfectie en reiniging na het vertrek van een ‘pensionnaire’ uit een kamer in het ‘hospice’ in de Raamstraat. BvW beslist dat dit betaald wordt met de onvoorziene kosten van 1874. Deze armenmeesters vragen ook om te laten onderzoeken of het niet voordelig (‘avantageux et économique’) zou zijn om dit huis permanent te bemeubelen. BvW antwoordt dat dit dan ook moet gelden voor alle andere ‘hospices’ en dat hiervoor niet genoeg geld beschikbaar is.
Zitting 29/06/1874: hygiëne: in een brief van 26/05 vraagt het Schepencollege of het goed onderhoud van vloeren, meubels, beddengoed en kledij geen voorwaarde is om steun te krijgen van een ‘sage et prévoyante’ administratie en 'of het niet nodig is dat de armenmeesters afspreken om steun te weigeren aan diegenen die dit verwaarlozen en zo hun gezondheid en deze van hun kinderen in gevaar brengen'. BvW stuurt een omzendbrief naar de armenmeesters met de vraag om zoveel mogelijk de armen thuis te bezoeken, 'hun invloed te gebruiken om hen properheidsgewoonten aan te leren en diegenen te signaleren die zich hiertegen verzetten'.
Zitting 02/11/1878: ‘Prix de propreté’: Van Dromme wordt aangesteld als afgevaardigde van BvW in de Speciale Commissie die belast is met het toekennen aan de arme gezinnen van de prijzen van de properheid en het goed onderhoud van de huizen.
Zitting 27/01/1879: pokken: er wordt gevraagd aan de Gemeentelijke Administratie om de som van 855,38 fr. in te schrijven in de onkosten van het budget van BvW van 1879 in plaats van het bedrag van 525,75 fr. dat onvoldoende is voor de onkosten van de sanering, enz … gesignaleerd door de armenmeesters. Revaccinatie: op voorstel van Van Dromme worden er inlichtingen genomen om zich te voorzien van het vaccin om de armen in de dispensaria zo vlug mogelijk opnieuw te vaccineren.
Zitting 24/03/1879: Revaccinatie van de behoeftigen (naar aanleiding van het Rapport van de ‘Médecins’ van de dispensaria): (1) preventieve maatregelen tegen de pokken: BvW gaat hier momenteel niet op in omdat dokter Van Dromme aankondigt dat de huidige situatie schijnt aan te duiden dat de epidemie aan het afnemen is (2) steun van BvW voor de opbouw van een nieuw kinderhospitaal en om de noodzakelijke wijzigingen aan te brengen aan het St.-Niklaashospitaal: volgens BvW is dit niet hun taak (‘compétence’) omdat BvW belast is met de hulp aan huis.
Zitting 10/11/1879: aanbevelingen pokken: naar aanleiding van de vraag van Joseph Bonheure, politieagent, de certificaten van verschillende armenmeesters in het kader van deze vraag en naar aanleiding van de aanbevelingsbrief van 01/10 aan BvW door de armenmeesters van St.-Anna ten voordele van hun ‘commissionnaire’ Jean Clemé en naar aanleiding van een gelijkaardige aanbeveling van een armenmeester van St.-Gillis ten aanzien van ‘commissionnaire’ Cabeke, beslist BvW om voor hun diensten in de arme gezinnen tijdens de pokkenepidemie gedurende verschillende maanden in Brugge een premie toe te kennen aan Bonheure (40 fr.), Clemé (30 fr.) en Cabeke (20 fr.). Deze bedragen worden afgenomen van het krediet van de onvoorziene kosten van 1879.
Zitting 13/12/1880: Tyfoïde koorts: op 09/12 is door het Schepencollege een exemplaar van hun omzendbrief, die rechtstreeks werd opgestuurd naar de armengeneesheren in verband met de te nemen maatregelen om de verspreiding van de tyfoïde koorts tegen te gaan waarvan in Brugge enkele geïsoleerde gevallen zijn voorgekomen, opgezonden.
Zitting 13/01/1881: pokken: naar aanleiding van de kostenrekeningen van de armenmeesters van St.-Anna in 1880 voor de armen die aangedaan waren met pokken antwoordt BvW dat voor deze dienst 1.844,08 fr. is ingeschreven. Hiervan is reeds 1.474,92 fr. gemandateerd en er wordt nog 871,30 fr. gevraagd. Er is dus een deficit van 602,14 fr. Dat zal worden geregulariseerd door de transfert van krediet op de overschotten van 1880, indien die er zijn, of op het budget van 1882.
Zitting 03/10/1881: ‘Prix de propreté’: met betrekking tot de bedeling van de prijzen van zuiverheid aan de behoeftige gezinnen beslist BvW dat (1) deze prijs enkel wordt toegekend aan behoeftige gezinnen met zeven kinderen of minder die jonger zijn dan 18 jaar (2) Demonie zal deelnemen aan de speciale Commissie voor de bedeling van deze prijzen in 1881 als afgevaardigde van BvW (3) de volgende vergadering staat het voorstel op de dagorde om over te gaan tot een nieuwe telling van de arme bevolking.
Zitting 07/11/1881: prijs van de zuiverheid: Demonie doet een voorstel met betrekking tot het aantal kinderen in de gezinnen die worden genomineerd voor deze prijs. BvW stuurt een omzendbrief naar de armenmeesters opdat ze rekening zouden houden met deze wijziging met betrekking tot het aantal kinderen bij de gezinnen die ze moeten voorstellen en bij voorkeur aan deze met de meeste kinderen.
Zitting 06/02/1882: de armenmeesters van St.-Salvators vragen een som van 79 fr. voor de gedane kosten van het witten van de woningen van de armen. Deze kosten worden betaald via de te verdelen bedragen van buitengewone steun.
Zitting 25/04/1882: pokken: op 13/01/1881 werd beslist om het bedrag van 971,30 fr., dat gevraagd was door de armenmeesters voor de teruggave van hun voorschotten voor steun aan de gezinnen of de personen die aangedaan waren met de pokken, terug te bezorgen. Deze som moest volgens deze beslissing worden geliquideerd door een transfert van kredieten van 1880, maar van dit krediet is maar 364,30 fr. over. Op het budget van 1881 is hiervoor 500 fr. ingeschreven. BvW beslist dat het bedrag van 607 fr. van dit krediet wordt betaald aan Trogh, Dobbelaere en Thomas, armenmeesters van St.-Anna, voor de vernieuwing van beddengoed, enz … in verschillende besmette huizen. Het bedrag van 107 fr. dat hierna nog tekort is wordt geliquideerd door een transfer van het krediet van 1881.
Zitting 05/02/1883: ‘Prix de propreté’: een brief van de armenmeesters van St.-Walburga met opmerkingen op het verslag van de afgevaardigden die belast zijn met het bedelen van de properheidsprijs in 1882 wordt voorgelezen. Demonie, de afgevaardigde van BvW in deze commissie, had al een antwoord opgesteld op 28/11/1882 en leest dit nu voor. BvW beslist dat dit antwoord wordt gegeven aan dit college van armenmeesters op het ogenblik dat de properheidsprijs moet worden toegekend in 1883.
Zitting 05/11/1883: ‘Prix de propreté’: het rapport van Demonie van 29/10/1883 over de verdeling van de prijs voor zuiverheid wordt voorgelezen. BvW keurt dit rapport goed met de opmerking dat zal worden gevraagd aan het college van de armenmeesters van St.-Anna om de woning van Dekeersgieter, die werd aangeduid als kandidaat om een vergoeding te krijgen, te erkennen in de sectie van Trogh. Aan de armenmeesters van St.-Salvators wordt opgemerkt dat 'cabaretiers’ niet in aanmerking komen om een ‘prix de propreté’ te ontvangen. In de sectie van Dubois is een ‘cabaretier’ voorgesteld.
Zitting 04/08/1884: medische dienst: naar aanleiding van een brief van de ‘distributeurs’ van St.-Walburga beslist BvW dat er gevolg zal worden gegeven aan de eerste twee punten van deze brief. De dagen waarop medische hulp wordt gevraagd zijn reeds ingeschreven op de staten die wekelijks worden gegeven aan de colleges van de armenmeesters en de geneesheren van de armen worden uitgenodigd op deze staten diegenen aan te duiden die aangedaan zijn met ‘diarrhée prémonitoire’ (‘waarschuwend’). Met betrekking tot het derde punt zal BvW op gepaste tijd laten weten waar de armen ‘désinfectants’ kunnen verkrijgen tegen de choleraepidemie.
Zitting 01/12/1884: ‘Prix de propreté’: naar aanleiding van het verslag van Demonie wordt het huis op St.-Salvators dat is aangeduid door armenmeester Jacqué geïdentificeerd als het huis van Copman. Dit huis wordt bewoond door de weduwe Maertens en Copman heeft reeds twee jaar geleden de stad verlaten. In het verslag staat dat Copman gevlucht is naar Frankrijk als gevolg van een zevenvoudige veroordeling, veroorzaakt door zijn vrouw en één van zijn dochters die een onwettig kind heeft en die gebleven is in Brugge waar ze leeft in ‘concubinage’. Op vraag van Demonie schrijft BvW naar Jacqué om uitleg te krijgen over zijn voorstel om een prijs voor properheid toe te kennen aan dit gezin, alhoewel dit gezin al sinds ongeveer twee jaar verdwenen is uit Brugge.
Zitting 05/10/1885: Demonie overhandigt een gift van 75 fr. van een anoniem persoon om de armen te stimuleren om thuis een ‘propreté parfaite’ te behouden aan BvW . BvW stelt als voorwaarde dat er 50 fr. wordt gegeven als ‘prix d’excellence’ en als eerste prijs 25 fr., los van de personen die een premie krijgen die de Stad ter beschikking stelt van BvW. Prijs van de properheid: in een brief van 17/09 van het college van de armenmeesters van St.-Salvators aan BvW staat dat Vander Hofstadt jaarlijks vier kandidaten mag voorstellen waarvan er twee de prijzen van properheid ontvangen maar dat de andere secties jaarlijks maar één prijs krijgen terwijl het aantal armen min of meer gelijk is. De andere secties zouden ook een tweede prijs moeten kunnen uitdelen. BvW is hier mee akkoord en dit college wordt hiervan op de hoogte gesteld.
Zitting 03/01/1887: naar aanleiding van het verslag van Demonie bespreekt BvW de properheidsprijs: in de laatste verdeling van de prijzen voor properheid is de ‘prix d’excellence’ gegeven aan de geïnteresseerde gezinnen. Deze ‘prix d’excellence’ werd ingesteld door de beslissing van 07/06/1886 en wordt gefinancierd door het legaat van 100 fr. per jaar gedurende 25 jaar van ‘Made’ de weduwe Marant-Van Maldegem. Volgens deze beslissing begon de uitreiking van de ‘prix d’excellence’ in 1887. BvW beslist om deze prijzen die zijn uitgereikt in 1886 te behouden. Van deze beslissing wordt een afschrift opgestuurd naar de armenmeesters waar deze ‘prix d’excellence’ zijn toegekend.
Zitting 31/01/1887: openbare hygiëne: BvW discussieert over het feit of de briefwisseling met de Gemeentelijke administratie over de kwestie of het nieuwe beddengoed dat geschonken is aan de armen volgens artikel 131 van de gemeentewet op de rekening van BvW moet staan onder buitengewone steun. Deze kwestie is nog niet opgelost en BvW mag dit niet verwarren met de steun die wordt gegeven voor haar liefdadige opdracht die ze voorschiet voor rekening van de gemeente met betrekking tot de openbare gezondheid. BvW: (1) het gaat om het bedrag van 77,90 fr. als voorschot voor het vernieuwen van het beddengoed van de armen in 1886 dat wordt terugbetaald aan Du Baert en geplaatst is bij de buitengewone onkosten buiten het budget van 1886 (2) de terugbetaling van dit voorschot moet gebeuren door de Gemeente via de jaarlijkse subsidie van de Gemeente en de speciale liquidatie zal niet worden gevraagd.
Zitting 07/02/1887: openbare hygiëne: in verband met de vernietiging en de vernieuwing van het beddengoed van de armen in het geval van een besmettelijke ziekte is er een lange briefwisseling gevoerd met Stad Brugge: BvW moet het door de politie vernielde beddengoed vernieuwen als hygiënemaatregel en de onkosten hiervan als buitengewone kosten inbrengen. BvW is van mening dat dit gaat om kosten voor de openbare gezondheid en dat die moeten worden gedaan en ondersteund worden door de Gemeente volgens artikel 131 van de gemeentewet. Het Stadsbestuur blijft bij zijn mening en BvW ook. BvW zal -indien dit zich nogmaals voordoet- zich wenden tot de hogere overheid.
Zitting 10/10/1887: prijs van de properheid: er moet een nieuw lid worden aangesteld in plaats van Demonie, die overleden is. BvW benoemt Van Houtryve, Lid van BvW, om lid te worden van de Commissie die de kandidaten moet voorstellen om de prijs van de properheid in 1877 te krijgen.
Zitting 02 en 03/12/1889: de ‘Requête’ van agent Bonheure voor zijn geleverde diensten wordt besproken: Bonheure vraagt om een beloning voor de geleverde diensten bij de laatste epidemische ziekte. BvW antwoordt dat het Stadsbestuur belast is met het sanitaire beleid en de openbare hygiëne. Het stadsbestuur moet de mensen belonen die zich op dat vlak hebben onderscheiden. De rol van BvW is alleen het helpen van de behoeftigen.
Zitting 10/10/1892: prijs van de 'propreté’: Strubbe hoopt dat het gereserveerd bedrag van 410 fr. op het budget, dat specifiek diende om de spaarkas te propageren, hiervoor gebruikt zal worden door een premie te geven aan de armen die een prijs van properheid hebben gekregen en die de gekregen som volledig of deels, voor een vol jaar of een deel van het jaar op een kasboekje plaatsen. Hij denkt dat de gezinnen die deze prijs over het algemeen krijgen deze prijs het meest verdienen en hij hoopt dat de noties van ‘économie’ en van sparen een zeker effect produceren bij de armen. BvW beslist om de armen die een prijs van properheid hebben ontvangen, dit bedrag helemaal of deels gestort hebben op een spaarboekje en dit hierop hebben bewaard voor één jaar of minstens voor een deel van het jaar, een premie krijgen gelijk aan tien maal de verwachte renten. Sanitaire maatregelen: de Gemeentelijke Administratie heeft op 07/10/1892 een brief opgestuurd over het hernieuwen van het beddengoed. De Voorzitter denkt dat hij de armenmeesters zal moeten uitnodigen om het beddengoed te vernieuwen dat wegens de openbare gezondheid vernietigd werd door de competente Overheid. De Gemeente laat ook de beslissing weten dat de zaken die vernietigd zijn zullen vervangen worden en ze sturen een nota die onmiddellijk bezorgd moet worden aan de armenmeesters. BvW is akkoord met deze maatregelen.
Zitting 10/07/1894: prijs van de properheid: het verslag van Strubbe wordt voorgelezen en BvW beslist om het bedrag van 25 fr. terug te betalen aan Beyaert, Armenmeester van O.-L.-V., dat hij heeft gegeven aan het gezin Van Belle als prijs van de netheid. Hij heeft dit ‘abusivement’ voorgeschoten en volgens de instructies moet dit gestort worden op een boekje van de spaarkas.
Zitting 04/09/1894: onderscheiding: De Groote, leverancier van lijkkisten aan de armen, vraagt de tussenkomst van BvW 'om een burgerlijke medaille te krijgen als schadeloosstelling voor de geleverde diensten aan de behoeftige klasse tijdens de choleraepidemie van 1892'. BvW vindt dat deze ‘requête’ ‘bien fondé’ is en geeft deze vraag door aan de bevoegde overheid.
Zitting 06/11/1894: BvW beslist dat dokter Verhoef naar Parijs zal gaan om de ontdekking voor de behandeling van ‘diphtérie’ van dokter Roux van het instituut Pasteur te bestuderen. BvW heeft hiervoor een krediet geopend van 200 fr.
Zitting 05/02/1895: BvW overhandigt aan De Groote de medaille van de tweede klasse en het diploma. De Voorzitter feliciteert hem met dit ereteken dat hij verdient en hoopt dat hij verder zijn missie met ijver en ziel zal uitvoeren.
Zitting 01/10/1895: BvW stuurt het verslag van Verhoef en Deridder over de organisatie van de 'bacteriologische dienst' op naar de Gemeentelijke Administratie.
Zitting 07/12/1897: Prijzen van ‘zuiver huishouden’ (naar aanleiding van de brief van het Stadsbestuur van 29/11): deze prijzen zullen worden vervangen door ‘prijzen van spaarzaamheid’. BvW stelt dat hiermee bedoeld moet worden dat de ‘prijzen van zuiver huishouden der huizen’ op een spaarboekje zullen worden gestort. Dit is reeds de vorige jaren gedaan, ‘doch zonder goeden uitval’. Als men op een letterlijke manier bedoelt dat de ‘uitdeeling der netheidsprijzen’ moet worden afgeschaft en moet vervangen worden door prijzen van spaarzaamheid, dan moet men zich afvragen of BvW wel bevoegd is om geld uit te delen aan personen die door hun spaarzaamheid ‘in geenen nood verkeeren’. BvW beantwoordt de brief van het Stadsbestuur in deze zin.
Zitting 11/06/1901: Sanatorium voor behoeftige ‘teringlijders’ (naar aanleiding van de omzendbrief van de Gouverneur van 20/05/1901): BvW is van mening om niet te moeten tussenkomen in de stichting voor behoeftige ‘teringlijders’ omdat dit ten laste is van CBG.
Zitting 05/11/1901: ‘Prijzen voor Zuiver huishouden’: BvW gaat akkoord met het voorstel van Strubbe om een deel van het bedrag van deze ‘netheidsprijzen’ op ‘lijfrentboekjes’ te storten omdat dit voordelig is voor de ‘noodlijdende klas’, maar pas vanaf 1902.
Zitting 07/10/1902: ‘prijs zuiver huishouden’: Van Houtryve doet als hij aan huis deze ‘netheidsprijzen’ uitreikt een klein onderzoek bij de ‘Dischmeesters en belanghebbende’ over de vraag 'of het niet voordelig zou zijn om een deel van de prijzen, bestemd voor het zuiver huishouden’, te storten op ‘lijfrentboekjes’.
Zitting 07/04/1903: dokter Evrard heeft langs de Potterierei een ‘kostelooze Armzaal’ voor ‘teringlijders’ geopend . BvW geeft hem de toelating om voor rekening van BvW de nodige thermometers aan te kopen die gebruikt worden in de verpleging van deze ziekte. Maandelijks geeft dokter Evrard een staat van de afgeleverde voorwerpen af aan BvW met de aanduiding van de namen van de personen voor wie ze zijn aangekocht. Geneeskundige dienst: er wordt een brief voorgelezen van schepen Schramme met de uitleg die gegeven is door dokter Loonus. BvW geeft aan deze zaak geen verder gevolg.
Zitting 05/05/1903: Ryelandt stelt voor om een deel van het fonds Delefortrie te gebruiken ‘tot bestrijden der teringziekte’ en om aan dokter Evrard, ‘die zich bijzonder toelegt tot het bekampen deze ziekte', te melden dat BvW niet akkoord gaat met het feit dat de ‘teringlijders’ in een ‘bijzonder gesticht’ zouden moeten verzorgd worden en omdat andere dokters voor het bestrijden van andere ziekten hetzelfde zouden kunnen vragen. Strubbe vraagt aandacht voor het probleem van het weigeren van zorgen aan de niet-ingeschreven ‘teringlijders’ en deze zorgen enkel te verlenen aan de behoeftigen. BvW: ieder geval moet afzonderlijk onderzocht worden en in geval van nood zal er, zoals vroeger, een bijzondere onderstand gegeven worden.
Zitting 03/11/1903: legaat Marant: BvW voert dit jaar nog geen wijziging door met betrekking tot de ‘uitmuntendheidsprijzen’.
Zitting 06/09/1904: ‘Netheid en Uitmuntendheid prijzen’ voor 1904: BvW zal dit jaar de drie ‘uitmuntendheidsprijzen’ van 50, 30 en 20 fr. toekennen in prijzen van 10 fr. elk en in ‘pensioenbons’. Met betrekking tot de ‘netheidsprijzen’ doet Ryelandt het voorstel of het niet beter zou zijn om de rechthebbende te kiezen onder alle armen van elke parochie. Het voordeel zou zijn dat BvW dan niet langer verplicht zou zijn om aan iedere wijk een prijs toe te kennen. BvW zal deze mening schriftelijk meedelen aan de Leden.
Zitting 04/10/1904: prijzen van ‘uitmuntendheid’ (cf. zitting van 05/07): BvW kent het aantal prijzen die zullen worden uitgereikt van drie op tien en deze prijzen zouden 10 fr. bedragen. Deze prijzen zullen gestort worden op een ‘lijfrentboekje’ ten voordele van één of verschillende leden van het begunstigde gezin. BvW maakt deze wijziging bekend aan de ‘Dischmeesters’.
Zitting 08/11/1904: de ‘Dischmeesters’ van O.-L.-V. stellen voor om het ‘burgerlijk eereteeken’ aan hun bode Henri Van Hove toe te kennen. Hij heeft zich onderscheiden tijdens de ‘besmettelijke ziekte welke onlangs in deze parochie heerschte’. BvW is hier mee akkoord en zal aandringen om dit voor deze ‘beambte’ te bekomen. Er wordt een ordonnantie van Strubbe voorgelezen met betrekking tot de ‘Teringlijders’: de ‘Zusters van Vincentius’ dringen er op aan om jaarlijks een bijzondere toelage te ontvangen om regelmatig ‘kloeke voedsels’ uit te delen aan de ‘teringlijdende’ en Strubbe ziet het als zijn plicht om deze vraag te ondersteunen. Er wordt reeds onderstand gegeven voor dit ‘werk’ maar er zou hiervoor een bijzonder fonds moeten opgericht worden van 1.600 fr. waarin ‘Provincie, Stad en Staat' zouden in tussenkomen. Strubbe stelt voor om het aandeel van BvW te nemen van de inkomsten van het legaat Delefortrie en BvW gaat hier mee akkoord. Dit zal besproken worden op een volgende zitting. Intussen wordt ‘beproefd’ of zoals de Gouverneur beweert in een brief men kan rekenen op een ‘geldelijke tussenkomst van Provincie en Stad’.
Zitting 03/10/1905: prijzen ‘Zuiver huishouden en uitmuntendheid’: het onderzoek van de gezinnen, voorgesteld door de ‘Dischmeesters’, voor het bekomen van een dergelijke prijs wordt dit jaar samen of afzonderlijk gedaan door Strubbe, Ryelandt en Vander Ghote. Dit jaar zullen tien uitmuntendheidsprijzen, elk van 10 fr., worden toegekend en gegeven in ‘pensioenbons’.
Zitting 14/11/1905: prijzen ‘zuiver huishouden’: Strubbe merkt naar aanleiding van de bezoeken die onlangs zijn gedaan door de Afgevaardigden van BvW voor het toekennen van de prijzen van zuiver huishouden op dat dit jaar, door de voorstelling door verschillende ‘Dischmeesters’ van gezinnen die niet voldeden aan de voorwaarden om van die beloning te kunnen genieten, het nuttig zou zijn om aan de ‘Dischmeesters eenige aanduidingen te geven om ze te geleiden in den keus der kandidaten’. Hij stelt voor om (1) de prijzen enkel te verlenen aan gezinnen (a) die minstens vier minderjarige kinderen hebben (b) die beschikken over ‘geringe bestaanmiddels’ en waar ‘de echtgenoten de enige of bijna enige kostwinners zijn’ en (c) die in de zes voorafgaande jaren een dergelijke beloning niet hebben bekomen (2) de prijzen die aan een parochie toekomen zullen niet verdeeld worden per wijk, maar onder ‘alle de ingeschrevenen’ van de parochie, ‘zonder onderscheid van Dischmeester’ (3) de ‘Dischmeesters’ zullen worden verzocht om de voorgestelde ‘familiën’ van het bezoek van de ‘Kommissie’ niet te verwittigen. BvW is akkoord met deze voorwaarden. Prijzen van ‘uitmuntendheid’: zoals de vorige jaren zullen deze prijzen rechtstreeks door BvW worden gegeven ‘in pensioenbons’ aan de ‘belanghebbende’, mits deze het bewijs geven dat ze ingeschreven zijn in de ‘lijfrentkas binnen een jaar na de toekenning van deze prijs , anders verliezen ze alle recht op de gelden’.
Zitting 01/05/1912: ‘Ontleding’ van het water van de ‘Dischhuizen’ H. Moeder Anna: de brief van 17/04 van het Gemeentebestuur met het ‘bulletin’ van het Scheikundig laboratorium van Brugge wordt besproken door BvW. Uit dit ‘bulletin’ blijkt dat het water van de pomp recht tegenover het gebouw op de Potterierei 53 dat eigendom is van BvW ‘sinds eenigen tijd zeer slecht geworden is’. Deze pomp ‘trekt’ water uit ‘eenen bronput’ in het ‘beluik der Dischhuizen’ H. Moeder Anna. BvW stelt Cauwe aan om deze toestand te onderzoeken en zoveel mogelijk te verhelpen.
Zitting 11/02/1913: Geneeskundige Dienst: er wordt een brief van de ‘Doctors’ van 11/02 voorgelezen. Naar aanleiding van het groot ‘getal teringlijders’ stellen deze voor om deze ziekte te bestrijden met het ‘hulpmiddel’ voorgeschreven door Dokter Denys uit Leuven. BvW is hier mee akkoord. Apotheker Dupon voorziet zich van dit ‘bijzonder’ geneesmiddel.
Zitting 01/07/1913: Geneeskundige dienst: er wordt een brief van 26/06 voorgelezen met de vraag van Dokter Van Caneghem of de ‘Stadsapotheek’ het Geneesmiddel ‘Salvarsan’ en ‘Neosalvarsan’ mag aankopen voor de bestrijding van ‘Syphilis’. BvW is hier mee akkoord.
Zitting 09/11/1914: prijzen ‘Zuiver Huishouden’: BvW beslist in samenspraak met de ‘Dischmeesters’ dat ‘gezien de tegenwoordige omstandigheden’ geen prijzen voor ‘Zuiver Huishouden’ worden toegekend.
Zitting 28/09/1915: er is een klacht binnengekomen van de ‘Duitsche’ Overheid die ‘misnoegd’ is over de werking van de geneeskundige dienst met betrekking tot de ‘dienst der Armzalen’ en de ‘behandeling der zieken ten huize. Specifiek hebben ze het over ‘gevallen’ van mazelen 'die in de laatste tijden niet werden bezorgd volgens hunne zienswijze’. BvW heeft een onmiddellijk onderzoek bevolen en de ‘ondervraging’ van de ‘Doctors’ gedaan die 'alle de vereischte inlichtingen gegeven’ hebben. Dupon, de ‘Stadsapotheker’, is afwezig, maar de ‘dienst der Armzalen is wel verzekerd’ en het bestaande reglement wordt nauwkeurig toegepast. Besmettelijke ziekten zijn zo goed als ‘verdwenen’, de ‘Geneesheeren’ verklaren momenteel ‘geen zins overlast te zijn’ en ze kunnen ‘zeer gemakkelijk den dienst doen’. BvW: moest er toch een andere besmettelijke ziekte ‘opkomen’ dan zal BvW hen een rijtuig ‘ten dienste stellen’ en BvW vraagt aan de provinciale ‘medicale’ commissie om, zoals bij het begin van de oorlog, ‘bijgevoegde Geneesheeren aan te wijzen’ in plaats van ‘degene die ons tijdelijk verlaten hebben’. BvW zal aan de ‘Stadsoverheid’ een ‘meer uitgebreide‘ nota sturen over de werking van de geneeskundige dienst.
Zitting 01/05/1918: Schoolopzicht (zie het besluit van 06/03): BvW heeft vernomen uit inlichtingen dat het Schepencollege 'toelating wil om tijdelijk het lokaal van de Stadsapotheek te gebruiken voor het geneeskundig onderzoek van de Schoolgaande Kinders’. Omdat de geneeskundige dienst momenteel ‘merkelijk verminderd is door de werking van de ziekendienst’ die ingericht is door het ‘Nationaal Comiteit’ staat BvW het gebruik van een zaal in de apotheek toe tot en met drie maanden na het einde van de oorlog.
Zitting 30/03/1920: het ‘beluik Kattepoortje’ is aangekocht door BvW in de openbare ‘veiling’ van 17/07/1919 geleid door Notaris Gustaaf Standaert van Brugge op verzoek van ‘Me’ Pelagie Van Lerberghe, de weduwe van Louis Kemel en Alfons Kemel voor 9.050 fr. Dit ‘beluik’ bestaat uit acht woonhuizen (de onpare nummers 159 tot en met 173), heeft een uitgang in de Oude Gentweg, de kadastrale aanduiding is C434, 435, 436, 437, 438, 456, 457 en 462, de oppervlakte bedraagt 530 m² en het is verpacht aan ‘verscheidenen’ met een ‘gezamentlijke maandelijksche opbrengst’ van 67 fr. Dit beluik werd aangekocht om ‘in die tijden van woningnood, deze huizen kosteloos te laten bewonen door weduwen en verlaten bejaarde vrouwen’ die ten laste zijn van BvW en ‘aan wie het Bureel, zelfs mits hoogen onderstand, geen woning kan verschaffen’. In dit ‘beluik’ woont ‘een arme bevolking, bij wie het zuiver huishouden en de zedelijkheid maar al te dikwijls te wenschen liet’. BvW is van plan ‘deze huizen op te schikken, in bewoonbaren staat te stellen en te reinigen’. Het ‘was onmogelijk’ om vooraf de ‘machtiging’ te vragen aan de bevoegde overheid omdat deze verkoop ‘in het openbaar geschiedde’. ‘Werkgeleider’ Vanden Berghe schat de waarde van dit goed op 10.500 fr. BvW vraagt, gezien het plan en de wetgeving, de goedkeuring voor deze aankoop aan de bevoegde Overheid en stuurt een afschrift van deze beslissing ‘in dubbel’ naar de ‘gezegde’ overheid.
Zitting 03/12/1920: kleine herstellingen aan het ‘Kattepoortje’ (Oude Gentweg 159-173): BvW beslist om een riool ‘in cementbuizen’ ‘om gezondheidsredens’ te plaatsen in dit ‘beluik’ voor de verbinding van de ‘regen- en keukenwaters aan de stadsriool’. De onkost hiervoor wordt geschat op ongeveer 500 fr. en dit werk zal worden uitgevoerd door ‘Mme’ de weduwe van De Jans en zoon, aannemers uit de Beenhouwersstraat 100. BvW stuurt een aanvraag aan het Stadsbestuur voor de nodige toelating. Ook het ‘zink- en glaswerk’ van het kapelletje van de H. Rochus boven het ingangspoortje van het ‘Kattepoortje’ zal worden hersteld en de ijzeren lantaarn zal worden vernieuwd. Dit kapelletje werd ‘aldaar geplaatst sedert 1892 tijdens het uitbreken van den cholera’.
Zitting 08/04/1921: Toelage Dispensarium ‘Grijze Zusters’: Voorzitter M. Fraeys stelt voor om een toelage te geven aan de Overste van de ‘Grijze Zusters’ op de Potterierei ten voordele van ‘haar dispensarium van teringlijders, om het te kort te dekken der rekening van het verloopen jaar’.
Zitting 13/05/1921: Geneeskundige dienst - bijzondere voorschriften: Philip Dupon, ‘apotheker der armen’, 'verlangt' in een schrijven van 07/05 'om het oordeel van het Bestuur te kennen nopens het afleveren van kostelijke voorschriften’. BvW stelt dat ‘ieder zulkdanig geval aan het Bureel moet onderworpen worden’. Voor de ‘teringlijder’ Julien Van Gelder ‘mogen de voorgeschreven Geneesmiddelen afgeleverd worden’.
Zitting 11/06/1921: Toelage ‘Sanatorium’: op 07/06 is een ‘Comiteit’ opgericht ‘dat voor doel heeft een sanatorium op te richten tot bevrijding van de steeds toenemende kwaal de tering’. Dit ‘Comiteit’ vraagt aan BvW een toelage 'voor het helpen dekken der kosten van de eerste inrichting’. Naar aanleiding van de ‘verklaring door de daartoe geraadpleegde doctors’ dat ‘het hoogst noodig is dat er op eene doeltreffende manier gewerkt worde tot het bekampen van die ziekte welke de grootste verwoesting te weeg brengt onder de bevolking, en dat de teringlijders vooral dienen afgezonderd te worden’ ‘aangezien een verpleeghuis, eenvoudig en zonder groote kosten, maar behoorlijk naar de jongste vereischten ingericht, een allerbest middel is om de ongelukkige teringlijders te helpen, en die besmettelijke kwaal van de andere menschen af te weren’. 'Aangezien’ BvW ‘verplicht is en er belang bij heeft aan deze vraag te voldoen’ geeft BvW een toelage van 200.000 fr. ‘in verscheidene stortingen te vereffenen’. Er wordt geld gevraagd aan de ‘stadsoverheid’. BvW stuurt een afschrift van deze beslissing naar het Gemeentebestuur ‘ter goedkeuring’. In verband met de plaatsing van Julien Van Geldre: als gevolg van het voorschrift van ‘Doktor’ Verstraete is BvW er mee akkoord om Julien Van Geldre te plaatsen in ‘de Belgische rustkolonie in Eupen (Malmedy) voor drie maanden en hem daartoe de noodige reiskosten te bezorgen’. CBG betaalt ‘gelijk voordien’ de helft van de onderhoudskosten.
Zitting 01/07/1921: plaatsingen: Charles De Clerck (°Brugge, 14/01/1886, zoon van Louis en Isabella Baessens) en Gustaaf Giraldo (°Brugge, 11/01/1872, echtgenoot van Clemence Geers, zoon van August en Anna Christiaens) worden ‘ter verpleging gezonden naar het Gesticht’ van Eupen (Malmedy). De ‘Ligue Tuberculose’ zal waarschijnlijk tussenkomen in een deel van de kosten en de rest van deze kosten wordt voor de helft betaald door BvW en de andere helft wordt betaald door CBG.
Zitting 02/09/1921: Madeleine Veys (°‘Autryve-bij-Avelgem’, 10/03/1883, dochter van Charles en Mathilde Vertriest) wordt geplaatst 'in het Sanatorium van Mont-sur-Meuse voor drie maanden'. De verblijfskosten worden voor de helft betaald door BvW en de andere helft wordt betaald door CBG.
Zitting 07/10/1921: Bijzondere voorschriften Geneeskundige dienst: BvW beslist dat de ‘bijzondere kostelijke geneesmiddelen’, voorgeschreven aan de ‘behoeftige’ Julien Van Geldre door ‘apotheker der armen’ Philip Dupon mogen worden afgeleverd. J. Van Geldre, die 'teruggegaan is naar de rustkolonie van Eupen waar hij voor de tweede maal een verblijf van drie maand genoten heeft, wordt hier voortbehandeld' door Verstraete, de ‘Geneesheer’ van BvW.
Zitting 05/05/1922: ‘Witselwerken dischhuizen’: ‘opening der ingediende aanbiedingsschriften’ voor het ‘witten en grauwen der plinten’ van 109 ‘dischhuizen’ en zeven kapellen ’in aanwezigheid der belanghebbenden’, ‘bevattende 8.408 m² ‘witselwerken’ en 757 m² ‘grauwsel’: (1) De Wispelaere en zoon (3.200 fr.), (2) Leon Moerman (2.555 fr.), (3) Leon Legon (1.800 fr.), (4) François De Bouvere (2.635,95 fr.) en (5) Alfred Vienne (2.749,50 fr.). BvW beslist dat Leon Legon, de ‘laagste aanbieder’, wordt ‘verklaard’ als aannemer.
Zitting 02/06/1922: ‘prijzen zuiver huishouden’ voor 1920: naar aanleiding van de bezoeken van D. Monthaye en J. Mesotten, allebei leden van BvW, wordt een prijs toegekend van 50 fr. aan 20 behoeftige huisgezinnen:
(a) Parochie St.-Salvators: (1) Frans Vanden Broucke, Kleine St.-Jansstraat 14 (wijk Coucke), (2) Leon Berthier, ‘Bollaertstraat’ 14 (wijk De Cuypere), (3) Pieter Goossens, ‘Bollaertstraat’ 1 (wijk De Cuypere), (4) Weduwe Van Vyve, Bakkersstraat 14 (wijk Braet), (5) Leon Vander Maes, Nieuwe Meers 19 (wijk Schram)
(b) Parochie O.-L.-V.: (6) Vrouw Bartholomeus – Lamouris Anna, ‘Peerdestraat’ 12 (wijk Dugardyn), (7) Jozef Vercruyse, Walplaats 13 (wijk Lescrauwaet)
(c) Parochie St.-Jacobs: (8) Weduwe De Klerck, Raamstraat 38 (wijk Van Houtryve), (9) De Roo-Maly, Jan ‘Booninstraat’ 33 (wijk Ryelandt)
(d) Parochie St.-Walburga: (10) Edward Van de Voorde, Hoogstuk 56 (wijk Kindt), (11) Arthur Ruysschaert, Hoogstuk 51 (wijk Kindt)
(e) Parochie St.-Gillis: (12) Weduwe Peere, Baliestraat 51 (wijk R. Cauwe), (13) Victor Rossel, Lange Rei 69 (wijk Van Maele), (14) Weduwe Walleyn, Calvariebergstraat 57 (wijk Coelembier)
(f) Parochie St.-Anna: (15) Weduwe Pieter Verstappen, ‘Snaggaertstraat’ 32 (wijk Maertens), (16) Leopold Formesyn, Carmersstraat 148 (wijk Vanneste), (17) Alfons Dudal, Balstraat 25 (wijk Vander Meersch)
(g) Parochie H. Magdalena: (18) Frans Seye, Coupurerei 31 (wijk Vanden Berghe), (19) Alfons Ryelandt, Wilhelmijnendreef 59 (wijk Mermuys), (20) Oscar Janssens, Ravenstraat 15 (wijk D’hont).
Zitting 11/12/1923: Tussenkomst Sanatorium: op 27/06/1921 is er een vergadering geweest van de Gemeenteraad, CBG, BvW en ‘eenige bijzonderen dezer stad’ met als doel de oprichting van een ‘sanatorium tot bestrijden der steeds toenemende kwaal de tering’. Op deze bijeenkomst heeft men een ‘oproep tot geldelijke tussenkomst om de kosten van de eerste inrichting te kunnen dekken’ gedaan. Uit de verklaringen van de ‘geraadpleegde Geneesheeren’ blijkt dat ‘het hoogst noodzakelijk is zonder verderen uitstel krachtdadiglijk deze ziekte te bekampen, wil men de groote verwoestingen, welke zij onder de bevolking te weegbrengt, te keer gaan’, en dat het voornaamste middel daartoe bestaat in het afzonderen der teringlijders’. Het is dringend nodig om ‘een bijzonder verplegingsoord, eenvoudig en zonder groote kosten, doch gemaakt naar de jongste vereischten in te richten om dit doel te verwezentlijken en aldus den toestand dezer ongelukkigen te verhelpen en tevens de uitbreiding der kwaal te voorkomen’. BvW heeft belang bij het ‘helpen stichten’ van ‘zulkdanig werk’ omdat dit ‘bestemd is de teringlijders te ontvangen, in wier onderhoud, indien zij behoeftig zijn, ’t Bureel moet voorzien’. BvW komt tussen ‘in de inrichting van de vereeniging zonder winstbejag, welke zal gesticht worden tot oprichting van een sanatorium voor teringlijders’ met een bedrag van 200.000 fr. BvW stuurt een afschrift van deze beslissing ‘aan de goedkeuring van de bevoegde Overheid’.
Zitting 11/04/1924: Het ‘Comiteit’ van het Dispensarium ‘Koning Albert’ heeft op 22/03 een ‘toelaag’ gevraagd ‘om aan de zieken verzorgd in genoemd Dispensarium Geneesmiddelen te kunnen verschaffen’. Vroeger gebeurde dit door de ‘Stadsarmenapotheek’, die nu afgeschaft is’. BvW antwoordt dat dit ‘valt meer in de bevoegdheid van CBG’ en deze vraag wordt overgemaakt aan CBG.
Zitting 06/06/1924: ‘leening’ Sanatorium: op 20/06 wordt ‘eene Maatschappij zonder winstgevend doel onder de benaming van "Sanatorium Elisabeth" opgericht’ en de ‘stichters dringen erop aan om zoo haast mogelijk wat gelden in leening te bekomen tot het dekken der eerste inrichtingskosten’. De geneesheren hebben verklaard dat ‘het opzetten van een sanatorium tot het bestrijden der teringziekte hoogst noodzakelijk wordt’ en BvW ‘heeft er alle belang bij om dit schoon en nuttig werk krachtdadig bij te staan ten voordeele der bevolking in ’t algemeen en der armen in ’t bijzonder’. BvW beslist om –‘onder behoud van goedkeuring door de bevoegde Overheid’– 200.000 fr. in ‘leening’ te geven, ‘betaalbaar in ’t jaar, mits den intrest van 2½% en terugeischbaar wanneer de geldmiddels der Maatschappij dit zullen toelaten’. BvW stuurt een afschrift van deze beslissing voor goedkeuring naar de bevoegde Overheid. ‘Witselwerken dischhuizen’: ‘opening van de ingediende aanbiedingsschriften voor het witten en het grauwen der plinten van 61 dischhuizen en vijf kapellen'. Het gaat om 4.161,12 m² ‘te witten’ en om 545,14 m² ‘in grauwsel te steken’. Als gevolg van de ‘uitslag’ van deze openbare aanbesteding wordt Michel Vanden Broele ‘als aannemer verklaard mits zijn aangeboden prijs van 1.094 fr. en nakoming der voorwaarden vastgesteld in het lastenboek opgemaakt door den heer Werkgeleider den 26/05/1924'.
Zitting 04/07/1924: het antwoord van de bevoegde overheid over de ‘Leening’ aan het Sanatorium is dat deze goedkeuring ‘onder voorbehoud is dat er eene vaste dagteekening voor de terugbetaling der geleende som bepaald worde’. BvW stelt als ‘termijnen voor de terug betaling’ voor: de eerste schijf (60.000 fr.) ‘tegen’ 31/12/1933, de tweede schijf (60.000 fr.) ‘tegen’ 31/12/1942 en de derde schijf (80.000 fr.) ‘tegen’ 31/12/1951. ‘Witselwerken Dischhuizen Zaksken’: de ‘aanbieding’ van Michel Vanden Broele, meester-schilder’ (St.-Catharinastraat 72) ‘voor het uitvoeren van witselwerken en teeren der plinten op twee lagen van eene koer der dischhuizen’ in de Kleine Oudezakstraat ‘wordt aanveerd’. De onkosten bedragen 200 fr.
Zitting 03/10/1924: ‘Teruggaaf’ van 64 fr. in verband met de levering van tien liter ‘Emulsion St Michel’ aan ‘Dispensarium Koning Albert’ door Eug. Pelgrims, handelaar in Brussel. CBG ‘had de rekening reeds vereffend’. Beide sommen worden door de Ontvanger geboekt in ‘Toevallige Ontvangsten’ voor 1924.
Zitting 06/02/1925: voorschotten ‘Doodkisten’: het Stadsbestuur van Brugge heeft 2.020 fr. ‘uitbetaald wegens voorschotten gedaan gedurende het dienstjaar 1924, wegens levering van 84 doodkisten voor het begraven der Stadsarmen’.
Zitting 03/07/1925: Aanbesteding: opening van de ingediende ‘aanbiedingsschriften’ voor het ‘witten van 56 dischhuizen en twee kapellen’. De ‘witselwerken bestrekken’ 4.980 m² en het ‘grauwen der plinten’ 269 m². Michel Vanden Broele, ‘meester-schilder’, ‘wordt aannemer verklaard' omdat hij de laagste prijsofferte heeft ingediend (950 fr.). ‘Witten’ en schilderen van de ‘dischhuizen Roomsch Convent’: kunstschilder Rommelaere heeft gevraagd om ‘gansch den koer der dischhuizen’ ‘Roomsch Convent’ in de St.-Catharinastraat te ‘witten’. BvW is hier mee akkoord en heeft voor dit werk ‘eene soumissie gevraagd’ aan L. Moerman (Ganzestraat 78) voor de ‘witselwerken’ en aan M. Vanden Broele (St.-Catharinastraat 72) voor de schilderwerken. De ‘Soumissie’ van Moerman bedraagt 360 fr. en deze van Vanden Broele 175 fr. Samen is dit 535 fr. en BvW gaat hier mee akkoord. ‘Sanatorium Elisabeth’: BvW heeft een eerste storting gedaan van 60.000 fr. aan de ‘Maatschappij zonder winstgevend doel Sanatorium Elisabeth’ (Brugge) van de 200.000 fr. ‘in leening toekennende mits een intrest van 2,5% bestemd tot het dekken van de eerste inrichtingskosten van ’t Sanatorium voor teringlijders te Sysseele’ (cf. de besluiten van 06/06 en 04/07/1924). Dit bedrag is ‘terugbetaalbaar’ op 31/12/1933).
Zitting 04/09/1925: ‘Sanatorium Elisabeth’: BvW doet een tweede ‘storting’ van 40.000 fr. aan ‘de Maatschappij zonder winstgevend doel Sanatorium Elisabeth’ (Brugge) op de totale som van 200.000 fr. ‘in leening toegekend’ (cf. de besluiten van 06/06 en 04/07/1924 en het besluit van 03/07/1925). Een deel van de Schatkistbons aan 5% voor zes maanden en vervallende in October aanstaande zal daartoe aangewend worden’. ‘Witselwerken’: BvW heeft 360 fr. ‘uitbetaald’ aan Leon Moerman, ‘plafonneerder-aannemer’ (Ganzestraat 38), ‘nopens witten der gevels en het grauwen der plinten ingevolge’ de beslissing van 03/07/1925.