Affiche aankondiging inentingen in Brugge (1854). OCMW-archief. Bureel van Weldadigheid. Geneeskundige Dienst. Aanstelling van geneesheren (1833-1873). Doos 191, dossier 292.

Medaille koepokinenting (België)(brons). Graveur: Joseph Pierre Braemt, 1832. Musea Brugge. Penningencollectie, XXIII_0_2781, (foto: Dominique Provoost).

De koepokinenting als propagandamiddel van een nieuw gezondheidsbeleid en de uitvoering ervan in Brugge

De beoefening van de Europese geneeskunde begon vanaf de tweede helft van de 18de eeuw sprongsgewijs vooruitgang te boeken, na eeuwenlange stilstand en dogmatiek. Dit had vooral te maken met de doorbraak van een nieuw paradigma op geneeskundig vlak met een meer wetenschappelijke en praktijkgerichte basis, in plaats van een aanpak die eerderzuiver theoretisch en speculatief was. De klinische observatie van symptomen en de zoektocht naar medische oorzaken kwam meer centraal te staan. Deze vernieuwende kijk begon bij enkele individuele artsen, maar werd al spoedig gevolgd door de nationale overheden. De staat begon meer initiatieven te nemen op het vlak van gezondheidszorg, waardoor dit een meer openbaar en collectief karakter kreeg. Deze staatsinterventie begon met initiatieven op het vlak van vaccinatie en de zorg voor minderbedeelden en vanaf 1860 startte een waar hygiëneoffensief, met prijzen voor het proper houden van de woning en sanering van middeleeuwse stadswijken(1). Later zou dit uitmonden in het fenomeen van de Europese verzorgingsstaat zoals we dit vandaag de dag kennen.

Met de komst van de Franse revolutionaire legers en de opname van de Belgische gewesten in Frankrijk, werd een nieuw (‘verlicht’) systeem van gecentraliseerde gezondheidszorg ingevoerd. De eerste aarzelende stappen hiervan waren gezet door de Oostenrijkse keizer Jozef II. Deze voerde een verbod in op de begraving in de kerken van rijke ‘stinkerds’ die nader bij God wilden zijn en  begraafplaatsen werden steeds meer uit stadscentra geweerd wegens het gevaar voor de besmetting van de openbare drinkwatervoorziening. Onder de Franse bezetting moesten de oude medische theorieën volledig op de schop. De mens moest onafhankelijk worden van de goddelijke voorzienigheid en zelf zijn eigen lot in handen nemen. De koepokinenting en de massale propaganda hierrond werd het symbool en was één van de speerpunten van dit nieuwe gezondheidsbeleid en burgerlijk beschavingsoffensief dat onder de Nederlandse koning Willem I en de Belgische regering werd verdergezet(2). De start van de medicalisering van de samenleving, waarbij voor elke kwaal een pilletje bestaat, kon beginnen.

Reeds eeuwenlang hadden de pokken ware ravages aangericht onder de bevolking. Met het verdwijnen van de pest in onze gewesten kwamen de pokken steeds meer op de voorgrond als epidemische ziekte. Deze ziekte trof vooral kinderen op jongere leeftijd, waardoor de naam kinderpokken gangbaar werd. Wie hiervan genas was voor de rest van zijn leven immuun voor de pokken. Waarschijnlijk verdwenen deze pokkenepidemieën vroeger in de schaduw van de pest omdat vooral kinderen hieraan overleden. De kindersterfte was vroeger schrikbarend hoog en kinderen werden nog niet zo belangrijk geacht als ze momenteel zijn. Aan de pest overleden ook veel volwassenen, waardoor de economische impact van deze ziekte veel groter was. 

De pokken uitten zich door koorts, stuipachtige krampen, heftige rillingen, braken, constipatie, anorexia. Ze verschenen eerst als zweertjes op het gezicht en verspreidden zich hierna over het ganse lichaam. In de beginfase waren deze zweertjes gevuld met een doorzichtig vocht dat later troebel werd. Daarna droogden deze pokken op tot een korstje dat de typische littekens naliet. De pokken waren besmettelijk en konden bij de geboorte worden doorgegeven als de moeder besmet was. De behandeling bestond uit vaccinatie, hygiënische maatregelen (meerdere ontsmettende baden,ontsmetting van de woning en het beddengoed) en isolatie van de zieken(3). De pokken werden sinds de 2e helft van de jaren 1970 als uitgeroeid beschouwd, voornamelijk door wereldwijde vaccinatiecampagnes. In Europa en Noord-Amerika zijn de pokken sinds 1958 geheel verdwenen. Ondanks het bestaan van een effectief vaccin heeft het toch nog meer dan 175 jaar geduurd voordat de pokken volledig werden uitgeroeid, alhoewel de vaccinatiestrategie sinds de tweede helft van de 19e eeuw berustte op volledig rationele gronden. Sinds dat ogenblik hadden sociale en maatschappelijke opvattingen over de pokken maar een beperkte invloed meer. De besmettelijkheid bleek ook lager te zijn dan werd aangenomen, waardoor morele en psychologische factoren deels de verklaringsgrond vormen voor een groot deel van de angst voor de pokken in het begin van de 19de eeuw(4).

De gevolgen op de sterfte van de bevolking waren vergelijkbaar met deze van cholera, die vanaf het midden van de 19de eeuw ook veel slachtoffers maakte. Aan de pokken stierf op het kantelmoment van de 18de naar de 19de eeuw jaarlijks één achtste van de bevolking (vooral kinderen) en meer dan de helft van de mensen die niet stierven was gebrekkig of vertoonde de pokkenlittekens. J. F. Kluyskens beschouwde in 1801 deze ziekte  als de ‘vreselijkste ziekte waar ’t mensdom tegen strijdt’(5). De prefect van het departement van de Leie spreekt in het jaar XIII (1805) over een jaarlijkse mortaliteit van één op zes of één op zeven door de pokken. Als er een epidemie woedde was dit zelfs één op drie(6).  

Vanaf de Franse tijd werd ‘de gesel van de pokken’ tot vijand nummer één verklaard van het nieuwe gezondheidsbeleid. Hierbij gaf de hogere overheid de stimulansen  die op provinciaal en gemeentelijk vlak werden uitgevoerd. De pokken konden worden vermeden en op langere termijn zelfs uitgeroeid worden door zich te laten inenten. Toch was de vaccinatie tegen de pokken meer dan alleen een medisch onderwerp. Enerzijds werd de mens onder de invloed van de Verlichting meer en meer als een machine benaderd waaraan defecten konden gerepareerd worden. Anderzijds had de overheid de mond vol van vrijheid en geluk die in het verschiet lagen en deze vaccinatie werd aangegrepen om aan te tonen dat dit ook zo zou zijn voor de gewone bevolking die nog weinig had gevoeld van de gevolgen van het nieuwesamenlevingsmodel. De regering had nood aan succesverhalen. Hierbij werden de positieve kanten van de vaccinatie dik in de verf gezet terwijl de zaken die niet pasten in dit streven werden weggemoffeld en hierdoor later koren op de molen werden voor de tegenstanders van inentingen.

De koepokinenting werd voor de eerste maal toegepast op het einde van de 18e eeuw door Edward Jenner (1749-1823), een Engelse arts. In bepaalde districten in Engeland kwamen de koepokken voor en Jenner had vernomen van landbouwers dat melkmeisjes een besmetting met de koepokken konden oplopen via kleine letsels aan hun handen. Deze koepokken waren een mildere vorm van de pokken en na besmettinghiermee waren deze melkmeisjes voor de rest van hun leven immuun tegen de pokken. Jenner was de eerste die gezonde mensen moedwillig inentte met het vocht van de koepokken om hen te beschermen tegen de pokken. 

Vóór de koepokinenting was ontdekt en beschreven door Jenner probeerde men zich ook te beschermen tegen de pokken. Eén mogelijkheid was de variolatie, die voornamelijk werd gebruikt in de hoogste klassen van de maatschappij. Mensen werden opzettelijk besmet met het vocht uit de pokkenpuisten (eventueel afgelengd met water) om hen te immuniseren voor de pokken, maar dit hield bepaalde gevaren in. Deze variolatie gebeurde door het leggen van besmette draden met de pokkenlymfe in een opzettelijk aangebrachte wonde, waarna hierover een verband werd aangelegd. Een scalpel waar de pokkenlymfe op was aangebracht kon ook in contact worden gebracht met een open wonde. Drie à vijf %van de ingeënte personen met de (afgezwakte) kinderpokken stierf hieraan. De personen die ‘gevarioleerd’ waren hadden, net als diegenen die van de pokken waren genezen, ‘pokputten, naden en geschondenheid’. Een andere manier om te ‘immuniseren’ werd toegepast door behoeftigen die de hoge kosten van een arts niet konden betalen. Ze legden gezonde kinderen in het ziekbed van een ander kind dat besmet wasmet de pokken. Dit had te maken met één van de hardnekkigste vooroordelen over het ontstaan van de pokken. Het volksgeloof ging er immers van uit dat de pokken werden veroorzaakt door de besmetting van de foetus in de baarmoeder met het vervuilde bloed van de moeder. Dit vervuilde bloed moest op een bepaald ogenblik het lichaam van het kind verlaten en deed dit door een uitbraak van de pokken, waarbij men dacht dat het vocht in deze puisten bestond uit dit besmette bloed. Deze ziekte werd dusbeschouwd als een aangeboren besmetting en de pokken zelf werden gezien als een loutering en als een noodzakelijke fase in de ontwikkeling van kinderen.

Er waren ook tegenkantingen tegen de vaccinaties van religieuze aard of uit onwetendheid. De onwil vanuit religieus-fundamentalistische hoek om zich te laten inenten was gebaseerd op de veronderstelling dat de mens niet mocht tussenkomen in het ondoorgrondelijk plan van god. Er werd veelal een verband gelegd tussen ziekte, zonde en morele misgedragingen. Inenting werd gezien als het hoogtepunt van het streven om de mens in de plaats van god te stellen. Dit streven naar ‘menschenvervolmaking en menschengeluk’ werd door hen beschouwd als een grote dwaasheid. Vaccinatie deugde voor sommigen onder hen niet, enkel en alleen omdat het een product van de eeuw van de Verlichting was. Het toen geldende optimistische vooruitgangsgeloof zou volgens hen leiden tot meer ongeloof en meer godslastering. Paus Pius VIII had nochtans in 1804, toen hij in Parijs was voor de kroning van Napoleon tot keizer, een inenting door het ‘Comité de Vaccine’ meegemaakt en hieraan zijn zegen gegeven, waardoor veel bisschoppen in hun herderlijke brieven aanmoedigden tot vaccinatie. Zo werd de paus een verlengstuk van de Napoleontische gezondheidspolitiek. De onwetendheid had natuurlijk te maken met het nieuwe van de behandeling, de gebrekkige informatie hierover en het feit dat de oorzaak van besmetting met de pokken niet gekend was. Zo konden veel mensen niet begrijpen dat één zweer en één plaatselijke ontsteking die ontstond op de plaats van de inenting een ziekte kon tegengaan die zich over het volledige lichaam verspreidde. Er werd ook gedacht dat na de uitroeiing van de pokken wel een andere dodelijke ziekte zou ontstaan, want de pokken waren ook maar op de voorgrond gekomen na het verdwijnen van de pest. 

Veeartsen verzetten zich scherp tegen deze vaccinatie omdat ze dachten dat hierdoor een nieuwe vorm van veepest werd ingevoerd. Koepokken werden ook verward met andere veeziekten met gelijkaardige symptomen (bv. de zogenaamde ‘blaarziekte’ bij koeien waarbij de uiers omschreven werden als ‘vurige spenen’). In het begin wist men ook niet dat deze inenting moest herhaald worden, waardoor mensen die ingeënt waren later soms toch de pokken ontwikkelden. Omdat er geen expliciet verbod was op de inenting door niet-geneeskundigen was er een kans dat de vaccinatie niet op een goede manier gebeurd was of dat het vaccin op het moment van de inenting niet meer werkzaam was. Mensen waren ook bang van de overheid omdat die kort voor de invoering van de koepokkenvaccinatie koeien met veepest en andere veeziektes had ‘vernietigd’. Er was angst voor de gevolgen van de inenting op langere termijn en dat mensen zouden  ‘verrunderen’ doordat levende smetstof van zieke koeien werd ingebracht bij mensen. Een meer ethische vraag was of het wel kon dat gezonde mensen werden ingeënt met ziektekiemen die potentieel gevaarlijk waren zodat ze immuun zouden worden voor een mogelijk zwaardere vorm van de ziekte(7). 

Op 12 messidor van het republikeinse jaar XIII(8) (01/07/1805) zond de prefect van het departement van de Leie een omzendbrief naar de burgemeesters over de koepokinenting. Deze zorgde voor betere resultaten op het vlak van de pokkenbestrijding dan de variolatie. In de maand prairial van het jaar XI (mei-juni 1803) had de Franse Minister van Binnenlandse Zaken reeds gepleit voor de invoering van de koepokinenting in alle departementen en richtlijnen ingevoerd om dit zo gemakkelijk en comfortabel mogelijk te laten verlopen. De prefect wilde weten welke vooruitgang inmiddels op dit vlak geboekt is en vroeg om een vragenlijst in te vullen. Deze registratie en verzameling van statistische gegevens was ook een nieuw feit: de statistiek begon zich als wetenschap te ontwikkelen en deze gegevens konden worden gebruikt om de effectiviteit van beleidsmaatregelen te meten. Hij wilde onder andere weten hoe de bevolking hierover dacht, hoe dit werd aangekondigd, wie deze vaccinatie uitvoerde en of dit reeds was ingevoerd in openbare inrichtingen zoals instellingen (‘hospices’), armenscholen en pensionaten. Hij vroeg ook om een stedelijke vaccinatiecommissie op te richten waarin de meest ‘verlichte’gezondheidswerkers van dat moment werden opgenomen. 

In de omzendbrief van 27 maart 1807(9) worden de namen vermeld van diegenen die zetelen in de Brugse vaccinatiecommissie: Van Hende als epidemie-arts, Van Steenkiste als chirurgijn van het St.-Janshospitaal, Van Wymelbeke als pastoor van St.-Gillis en Van Zuylen-Wyckersloot en Wynckelman  als renteniers. Dit vaccinatiecomité zou voor de eerste maal samenkomen op 10 april 1807 om te bekijken op welke manier de Brugse bevolking zou gevaccineerd worden, op welke data en opwelke locatie. De burgemeesters moesten de publiciteit (propaganda) hiervan verzorgen en een lokaal ter beschikking stellen. In Brugge gebeurde deze vaccinatie eerst in een lokaal in het stadhuis en deze vaccinatie was gratis voor de armen. 

In de omzendbrieven van de prefect tijdens de volgende jaren werd expliciet vermeld dat de armen die steun krijgen van de weldadige commissies verplicht moesten worden om hun kinderen te vaccineren en dat deze ondersteuning zou worden stopgezet aan wie dit weigert te doen. De lijst van de kinderen die wel ingeënt waren moest worden bezorgd aan de prefect, samen met de namen van de gezinnen die dit geweigerd hadden en later de pokken ontwikkelden. Als afschrikking werden deze namen in kranten gepubliceerd, met de expliciete vermelding dat zij de inenting geweigerd hadden.  In de omzendbrief van de prefect werd ook reclame gemaakt voor een boekje, geschreven in het Vlaams door dokter Jaequemyns van Tielt(10), waarin de vooroordelen tegen de koepokvaccinatie werden weerlegd. Deze lokale catechismus van de vaccinatie werd opgestuurd naar de burgemeesters met de vraag om voor de pastoors, geneesheren, vroedvrouwen, onderwijzers en andere inwoners van de stad dit boekje aan te schaffen. De prefect vroeg ook dat deze personen het goede voorbeeld zouden geven op dit vlak.

In de omzendbrief van de prefect van 17 april 1812 werd bij de burgemeesters aangedrongen om de kleine groep burgers die nog twijfelden aan de goedaardige gevolgen van deze vaccinatie te overtuigen, in samenwerking met de pastoors en de gewaardeerde inwoners van de gemeente. De kinderen die niet waren ingeënt zouden in de toekomst niet meer worden toegelaten tot lycea, colleges, seminaries of lagere scholen totdat ze konden bewijzen met een certificaat dat ze de pokken gehad hebben of gevaccineerd zijn. Aan de mensen die nog niet overtuigd waren van de ervaring van verschillende jaren en nog altijd vooroordelen hadden tegen de vaccinatie, moest het voorbeeld van keizer Napoleon worden voorgelegd, die zijn eigen zoon, ‘de Koning van Rome’, had laten inenten. Dit kind ,‘waarop de toekomst van Europa rust’, had deze operatie ondergaan zonder ziek te worden. Dit feit werd gebruikt opdatdiegenen die nog twijfelden geen excuus meer konden hebben over de werkzaamheid van de vaccinatie.

Op 12 mei 1818 zond de gouverneur van West-Vlaanderen in zijn omzendbrief een arrest door van de Nederlandse Koning Willem I over de koepokinenting, omdat de pokken opnieuw ravages hadden aangericht in verschillende streken van het Koninkrijk der Nederlanden waar het vaccineren verwaarloosdwerd. Om de ijver van de artsen en de onderlinge wedijver tussen hen te stimuleren werd een eremedaille uitgereikt aan de meest verdienstelijke artsen op dit vlak. Brugge kreeg hierbij een speciale vermelding omdat hier deze vaccinatie enkele dagen per week gratis gebeurde. De gouverneur hooptedat dit voorbeeld in andere gemeenten en steden zou worden nagevolgd zodat de pokken en haar noodlottige gevolgen binnenkort tot het verleden zouden behoren. 

De vaccinatie was belangrijk voor alle onderdanen, maar dit koninklijk besluit richtte zich vooral op de armen en de kinderen die in instellingen en andere inrichtingen van weldadigheid verbleven. De voogden van de behoeftigen moesten op alle manieren de armen overtuigen om hun kinderen te laten inenten, ‘omdat  deze klasse zich niet altijd door de rede laat leiden en veelal vreemde impulsen volgt’. Hun koppigheid om van deze weldaad gebruik te maken moest beantwoord worden met het weigeren van de steun die ze normaal kregen. Elk jaar werd in elke provincie een prijsuitdeling georganiseerd van gouden medailles ter waarde van 50 gulden aan de artsen en de chirurgijns die zich verdienstelijk hadden gemaakt door meer dan 100 personen gratis in te enten. Deze artsen werden voorgedragen door de provinciale medische commissies. 

Als de pokken toch nog de kop opstaken moest de verspreiding van deze besmetting een halt worden toegeroepen. Hierbij moesten ‘berokingen’ gebeuren met mangaan, soda en zwavelzuur, tegen de besmetting van de lucht. Bij behoeftige inwoners moest dit betaald worden door het stadsbestuur. Dode slachtoffers moesten worden begraven binnen de drie dagen(11). 

De aalmoes die de armen kregen om te overleven werd niet als een recht beschouwd maar als een gunst. De armen werden gezien als een gevaar voor de maatschappelijke ordening (les classes dangereuses) door hun grote aantal (les classes nombreuses), maar ook doordat hun miserabele levensomstandigheden leidden tot tal van besmettelijke ziektes die konden worden overgedragen op de rest van de bevolking. In plaats van deze levensomstandigheden te verbeteren werd gepleit voor de massale vaccinatie van de armen. In de notulen van het Brugse Bureel van Weldadigheid, één van de rechtstreekse voorlopers van het huidige OCMW dat de armen thuis steun verleende via de armenmeesters, werd de intentie van de overheid om de steun aan de armen die hun kinderenniet laten vaccineren in te trekken jaarlijks vermeld. Het Bureel spoorde de armenmeesters aan om al hun invloed te gebruiken met de bedreiging om hen de steun (voorlopig) te ontzeggen als stok achter de deur(12).

De omzendbrief van de gouverneur van West-Vlaanderen van 31 mei 1832 ging verder op hetzelfde elan door te wijzen op het feit dat de ‘wijze voorschriften’ van het KB van 18 april 1818 sinds de staatsomwenteling niet meer naar behoren zijn opgevolgd. ‘In het belang van het mensdom’ en ‘tot bevrijding van de maatschappij van de vernielingen van een noodlottige ziekte’ vroeg de gouverneur de maatregelen ten aanzien van de armen uit te voeren en de dokters en chirurgijns die zich hadden onderscheiden door een groot aantal gratis vaccinatiesmaakten kans op een (Belgische) gouden erepenning(13). 

In de omzendbrief van de gouverneur van West-Vlaanderen van 8 juni 1833 werd het Koninklijk Besluit van 23 mei 1833 vermeld met de beslissing om een gouden medaille  te verlenen aan de vaccinateurs die in 1831 de meeste ijver hadden getoond om behoeftige kinderen gratis te vaccineren. De bedoeling bleef om de ‘behoeftige klas van de gesel der kinderziekte te bevrijden’. De gouverneur vroeg om het vaccineren verder te zetten en om alle invloed ‘welke de menschelykheyd gebied’ te gebruiken ten aanzien vandiegenen die onderstand genieten van het armenbestuur te verplichten hun kinderen te laten inenten. In Brugge werd de gouden medaille uitgereikt aan J. Maes (‘heelmeester’) voor zijn ijver voor de inenting in het jaar 1831. Om de dokters te belonen die in 1829 de meeste ijver hadden getoond om armen gratis te vaccineren, kregen J. Pollet en B. De Smedt (chirurgijns) volgens het KB van 29 november 1833 een gouden medaille. Voor de inspanningen die werden geleverd in 1832 kregen de Brugse dokters J. Maes (chirurgijn), E. Wemaer (dokter), A. Herrebaut (chirurgijn) en B. De Smedt (chirurgijn) een gouden medaille toegekend(14). Het gaat hier om geneesheren van de armen die aan het Bureel van Weldadigheid waren verbonden. In het Provinciaal Reglement van 17/09/1839 werd een boete van 1 tot 15 fr. of een gevangenisstraf van 1 tot 5 dagen verbonden aan de weigering om je kinderen te laten vaccineren(15). 

In 1930 nog werd in Brussel een boekje uitgegeven door de Sociale Afdeling van de Nationale Eeuwfeestcommissie(16), datsprak over ‘maatschappelijke ziekten’ die ‘als een knagende worm op verholen wijze blijven voortwoekeren’. Deze ziekteskregen de naam maatschappelijke ziektes omdat ‘hun voortschrijden zo nauw verbonden is met de voorwaarden zelf van het maatschappelijk leven en hierdoor steeds het ganse mensdom met besmetting bedreigen’. Vroeger richtten pest, cholera, pokken, tyfus en difteritis verwoestingen aan onder de bevolking . Sinds Jenner en Pasteur vaccins hiertegen hadden ontwikkeld, waren de meeste van deze ziektes overwonnen of binnen de perken gebleven. Dit kwam omdat ‘het ontstaan en de uitbreiding van deze ziektes veroorzaakt wordt door de besmetting van mens tot mens’ en men ‘deze oorzaken sindsdien heeft kunnen voorkomen of onschadelijk maken’. Toch werden er in deze brochure nog een reeks nieuwemaatschappelijke ziekten vermeld waartegen strijd moest worden gevoerd. Nu ging het om de sterfte bij pasgeborenen, syfilis, alcoholisme, kanker en vooral TBC, ‘omdat het zo moeilijk is om te komen tot een volledige omvorming van de voorwaarden van gemeenschappelijk leven’. De woning, het werk, de zeden en gewoonten werden in 1930 gebrandmerkt als de omstandigheden ‘waarin deze vreselijke gesels hun broeinest vinden’.

In 2016 wordt strijd gevoerd tegen tabak, alcohol en obesitas, nu vanuit een financiële motivatie: wie ziek is werkt niet en betaalt geen belastingen maar krijgt een ziektevergoeding die de staat geld kost. De vraag blijft in hoeverre de mens hierin volledig vrij is en in welke mate hier genetische factoren meespelen.

___________________________________________________

[1] De Maeyer, J. e.a. Er is leven voor de dood. 200 jaar gezondheidszorg in Vlaanderen. Kapellen, 1998.

[2] Rutten, W. ‘Burgers noodzaken tot hun geluk’. In: Geschiedenis Magazine, 2009, nr. 7, pp. 45-49; Rutten, W. De laatste grote pokkenepidemie. In: Spiegel hisoriael, 2001, nr. 9, pp. 382-387; De Maeyer, J. e.a., 1998, o.c.; Rutten, W. De vreselijkste aller harpijen. Pokkenepide-mieën en pokkenbestrijding in Nederland in de 18e en 19e eeuw: een sociaal-historische en historisch-demografische studie. Hes Studia Historica, deel XIX, Wageningen, 1997.

[3] Galtier-Boissière (ed.). Larousse médical illustré, Parijs, 1918, p.1244.

[4] Coutinho, R. A. Pokken, Syfilis en Aids. Morele en rationele argumenten in de strijd tegen de ziekte. In: Psychologie, nr. 30, 1990, pp.22-26.

[5] Kluyskens, J. F. Verhandeling over de koeipokjes, het ware voorbehoed-middel der kinderpokken. Gend, Germinal 9ste jaar (maart 1801).

[6] OCMW-archief Brugge. Recueil des arrêtés, décisions, lettres et autres actes de la Préfecture du Département de la Lys. Tome I.  Henissart (Secrétaire-général pour le Préfet indisposé). Circulaire pour demander des renseignements sur les progrès de la Vaccine (12 Messidor XIII), pp. 503-505.

[7] De Maeyer, J. e.a. 1998, o.c. ; Rutten, W. 1997, o.c.; Rutten, W. 2001,  o.c.; Rutten, W. 2009, o.c.

[8] OCMW-archief Brugge. Recueil des arrêtés, … o.c. Tome I. Henissart (Secrétaire-général pour le Préfet indisposé). Circulaire pour demander des renseignements sur les progrès de la Vaccine (12 Messidor XIII), pp. 503-505.

[9] OCMW-archief Brugge. Recueil des arrêtés, … o.c. Tome II.  Chauvelin, F. (Préfet). Circulaire pour transmettre l’Arrêté qui nomme les Membres des Comités de Vaccine du Département (27/03/1807), pp. 113-115.

[10] OCMW-archief Brugge. Recueil des arrêtés, … o.c. Tome III. Chauvelin, F. (Préfet). Circulaire pour annoncer l’envoi d’une Brochure de M. Jacquemyns, Officier de Santé à Thielt, sur la pratique et les avantages de la Vaccine, et donner autorisation d’en paier le prix (20/04/1810), p. 88.              

[11] OCMW-archief Brugge. Recueil des Actes d’administration-générale de la Province de Flandre-Occidentale. Tome V. De Loen. Circulaire transmessive d’un arrêté de S.M., pour étendre l’usage de la vaccine (12/05/1818), pp. 163-168, pp. 596-605.

[12] OCMW-archief Brugge. Notulen BvW, (bv.) Zitting N°1272 (06/07/1833), N° 1280 (07/09/1833), N° 1319 (06/09/1834), N° 1386 (14/05/1836), enz…

[13] OCMW-archief Brugge. Verzaemeling der Acten van algemeen bestuer der Provincie West-Vlaenderen. 23ste Deel.  Van Severen, B. (Gouverneur). Circulaire aenbevelende de nakoming der bestaende verordeningen op de vaccine (31/05/1832), pp. 327-328. 

[14] OCMW-archief Brugge. Verzaemeling der acten …, o.c. 24ste Deel. De Muelenaere (Gouverneur). Koninglyk besluyt verleenende gouden medailjes aen vaccinateurs (08/06/1833), pp. 238-243.

[15] OCMW-archief Brugge. Memoriael administratief der Provincie West-Vlaenderen. 3e Deel. Provinciaal Reglement op de Vaccine (17/09/1839), pp. 894-911.

[16] Sociale Afdeeling der Nationale Eeuwfeestcommissie. Allen, eensgezind ten strijde tegen Maatschappelijke Ziekten. Brussel, 1930.

(gepubliceerd in Brugs Ommeland, 2016/3, pp.169-182)

Brief Burgemeester De Croeser (1807) in verband met de koepokinenting (OCMW-archief Brugge. Bureel van Weldadigheid. Geneeskundige Dienst. Doos 191, dossier 284.

De koepokinenting als speerpunt van een nieuw gezondheidsbeleid

Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw ging de geneeskunde met sprongen vooruit door een nieuwe kijk waarin wetenschap en oog voor de praktijk belangrijker was dan speculatie en dogma’s. De staat  propageerde deze nieuwe visie op gezondheidszorg verspreidde ze. Na de Franse revolutie en de verovering van onze gewesten op de Oostenrijke troepen, werd deze nieuwe geneeskunde meegebracht. Er waren al enkele aarzelende stappen hiervoor gezet door de Oostenrijkse keizer Jozef II. Zo stelde hij een verbod in op begravingen in kerken en begraafplaatsen moesten buiten het centrum liggen om de drinkwatervoorziening niet te besmetten. Het achterliggende idee was dat de mens onafhankelijker moest worden van de goddelijke voorzienigheid en meer zelf zijn lot in handen moest nemen. Het menselijk lichaam werd steeds meer gezien als een machine die kon hersteld worden[1]. De staat neemt steeds meer initiatieven op gezondheidsvlak, beginnend met initiatieven op het vlak van vaccinatie en de zorg voor minderbedeelden. Vanaf 1850 begint een waar hygiëneoffensief met prijzen voor het proper houden van de woning en de sanering van middeleeuwse stadswijken.   

Reeds sinds de middeleeuwen richtten de pokken ware ravages aan onder bevolking. Omdat hierdoor vooral jonge kinderen werden getroffen noemde men dit ook de kinderpokken. Op het einde van de 18de eeuw gebeurde voor de eerste maal een vaccinatie hiertegen door de Engelse arts Edward Jenner (1749-1823). De koepokken waren een mildere vorm van de pokken en kwamen voor in bepaalde streken in Engeland. Jenner had vernomen van landbouwers dat melkmeisjes die besmet waren met de koepokken door letsels in hun handen later immuun waren voor de echte vorm van pokken, net als diegenen die de pokken hadden gehad en dit hadden overleefd. Hij besloot om gezonde mensen in te enten met het vocht uit de koepokken om hen immuun te maken tegen de pokken.

Dit idee werd overgenomen door de Franse overheid. Inwoners van de Franse gewesten, waar ook onze streken toe behoorden werden aangemoedigd om zich te laten inenten. Voor diegenen die steun ontvingen van de voorlopers van het OCMW werd een vorm van ‘zachte dwang’ gebruikt: wie zijn kinderen niet liet vaccineren verloor zijn uitkering totdat hij kon bewijzen dat zijn kinderen gevaccineerd waren of de pokken hadden gehad. De armen werden gezien als een gevaar voor de nieuwe maatschappij die werd ingevoerd doordat ze met zovelen waren. Diegenen die het goed hadden waren bang voor opstanden en rellen. Ook op het vlak van gezondheid waren ze bang voor de armen. De miserabele omstandigheden waarin ze leefden zorgde steeds weer voor nieuwe opstoten van besmettelijke ziektes en epidemieën die ook de meer begoeden konden besmetten. In plaats van te werken aan een reële verbetering van deze levensomstandigheden werd ervoor gekozen om de armen te verplichten zich te laten vaccineren[2]

Tegen deze nieuwe vorm van geneeskunde bestonden heel wat vooroordelen, deels uit godsdienstige overwegingen en deels uit onwetendheid. Sommigen meenden dat de mens zich in de plaats van het ondoorgrondelijk plan van god stelde door deze inenting. In deze tijd dachten veel mensen nog dat ziekte een straf van god was wegens slecht gedrag. Anderen konden maar niet begrijpen dat men kon beschermd worden tegen de pokkenziekte door het vocht van zieke koeien te injecteren. Nog anderen waren bang om te ‘verrunderen’[3].

 

Voor de Franse overheid was de koepokinenting één van de speerpunten van het nieuwe gezondheidsbeleid. Deze overheid had nood aan concrete succesverhalen omdat ze wel de mond vol hadden van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid en van het toekomstig geluk van de onderdanen, maar de gewone mensen hadden hier nog niet veel van gemerkt. Succes in de strijd tegen deze besmettelijke en dodelijke ziekte was het verhaal dat ze zochten en er werd hiervan zwaar gebruik gemaakt.

Deze vaccinatiecampagne werd verdergezet door de Nederlandse koning Willem I, nadat Napoleon was verslagen in Waterloo, en later toen België een onafhankelijke staat was. Men bleef dreigen met het (voorlopig) schrappen van de uitkering van de armen. Later werden zelfs stevige boetes en gevangenisstraffen uitgedeeld aan diegenen die hun kinderen niet lieten vaccineren. In de 20e eeuw werd deze inentingsplicht uitgebreid naar alle inwoners en werd dit zelfs vermeld in het huwelijksboekje.

Om de ijver van de dokters en hun onderlinge wedijver te stimuleren werden zelfs gouden erepenningen uitgereikt aan geneesheren die meer dan 100 armen inentten. Het Bureel van Weldadigheid, één van de rechtstreekse  voorlopers van het huidige OCMW, werd verplicht om te eisen dat hun armenmeesters die de behoeftigen thuis steun gaven al hun invloed gebruikten bij de armen om hun kinderen te laten vaccineren. Deze gouden medailles, waar op de achterzijde een koe gegraveerd was, kwamen in Brugge bijna allemaal terecht bij de armengeneesheren van het Bureel van Weldadigheid.  

De burgemeester moest een lokaal ter beschikking stellen voor deze vaccinaties in het stadhuis en moest zorgen dat er affiches werden verspreid wanneer deze vaccinaties zouden gebeuren. De lijsten van diegenen die ingeënt waren en van diegenen die niet waren komen opdagen moesten worden bijgehouden[4]. De lijsten van diegenen die niet waren gevaccineerd en later toch de pokken kregen werden als afschrikking gepubliceerd  in de kranten met de vermelding dat zij hadden geweigerd zich te laten inenten en dat het eigenlijk hun eigen schuld was dat ze waren overleden.

 

Sinds 1958 waren de pokken uitgeroeid in West-Europa en Noord-Amerika en vanaf de tweede helft van de jaren 1970 kwamen ze wereldwijd niet meer voor. Alhoewel er een 100% doeltreffend vaccin bestond tegen de pokken heeft het toch nog meer dan 175 jaar geduurd voordat deze op wereldvlak niet meer voorkwamen[5].

 


[1] De Maeyer, J. e.a. Er is leven voor de dood. 200 jaar gezondheidszorg in Vlaanderen. Kapellen, 1998.

[2] Rutten, W. ‘Burgers noodzaken tot hun geluk’. In: Geschiedenis Magazine, 2009, nr. 7, pp. 45-49;

[3] Coutinho, R.A. Pokken, Syfilis en Aids. Morele en rationele argumenten in de strijd tegen de ziekte. In: Psychologie, nr. 30, 1990, pp. 22-26; Rutten, W. De vreselijkste aller harpijen. Pokken epidemieën en pokkenbestrijding in Nederland in de 18e en 19e eeuw: een sociaal-historische en historisch-demografische studie. Hes Studia Historica, deel XIX, Wageningen, 1997.

[4] OCMW-archief Brugge. Gedrukte provinciale verslagen (1805-1839); Notulen Bureel van Weldadigheid.

[5] Een meer uitgebreid artikel hierover: Demuynck, B. De koepokinenting als propagandamiddel van een nieuw gezondheidsbeleid en de uitvoering ervan in Brugge. In: Brugs Ommeland, 2016, nr. 2.

Lijst van ouders die na oproeping niet zijn komen opdagen om hun kinderen te laten vaccineren (sd). OCMW-archief Brugge. Bureel van Weldadigheid. Geneeskundige Dienst. Doos 191.

Voorstelling van de (kinder)pokken. Uit: Galtier-Boissière e.a. Larousse Médical Illustré. Paris, 1920, pl. XXXI.

Voorplat boekje 'Maatschappelijke Ziekten' van de 'Sociale Afdeeling der Nationale Eeuwfeestcommissie'. Allen, eensgezind ten strijde tegen Maatschappelijke Ziekten. Brussel, 1930 (privéverzameling).