'Krankzinnigenzorg' en architectuur. Een exemplarisch voorbeeld: het St.-Juliaansgesticht in Brugge.
Op het eerste gezicht en voor de meesten onder ons is er weinig verband tussen de domeinen psychiatrie en architectuur. Toch is de relatie hiertussen een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van de ‘krankzinnigenzorg’, waar vanaf het beleid van de Oostenrijkse keizer Jozef II in stijgende lijn aandacht wordt aan besteed. Een en ander heeft te maken met de nieuwe opvattingen over gezondheidszorg en de impact die de overheid hierop kan hebben. Ook de ideologisch gekleurde discussies tussen katholieken en liberalen in de 19e eeuw, onder meer over functionaliteit en schoonheid van een gebouw en de rol van de geneeskundige binnen deze zorg speelt hierin mee. Vanaf de Oostenrijkse tijd in België wilde de overheid meer greep en controle krijgen op de middelen die aan de gezondheidszorg werden toegekend, maar dit streven werd gedwarsboomd door de conservatieve Brabantse Revolutie (1789-1790) die vooral gericht was tegen de hervormingsplannen van Jozef II. Deze zorg werd vooral uitgevoerd door religieuzen en was lange tijd ook in bouwkundig opzicht vooral gebaseerd op het kloostermodel. De nieuwe wetenschappelijke inzichten moesten toegepast worden op de ruimtelijke setting waarin deze zorg plaatsvond zodat deze (hospitaal)gebouwen hun bijdrage konden leveren in het genezingsproces van de patiënten. Zo wordt in het begin van de 19e eeuw een belangrijk Engels werk met de lezingen over hygiëne van dr. Willich[1] in het Frans vertaald door de bekende dr. Itard[2], waardoor het ook zijn weg vindt naar de ‘Belgische’ gewesten. Dit boek is een uiting van de nieuwe weg die de geneeskunde zal inslaan. Hierdoor zal de geneeskunde vanaf halfweg de 19e eeuw enkele belangrijke doorbraken kennen (nieuwe classificaties van ziekten gebaseerd op de oorzaken i.p.v. de verschijningsvormen, de bacteriën worden ontdekt, het experimenteel onderzoeksmodel vindt meer en meer zijn plaats en de oude theorieën worden verlaten) om op het einde van de 19e eeuw op ramkoers te komen met o.a. de dogma’s van het katholieke geloof.
Ook de bouwkunst komt in een nieuwe fase met meer aandacht op het functionele i.p.v. het traditionele. Meestal wordt in dit verband gesproken over ‘de verwetenschappelijking van de architectuur’[3], die een stevige impuls gekregen heeft in Frankrijk na de Revolutie van 1789 met de oprichting van de ‘Écoles Polytechniques’ en de ‘Écoles des Beaux-Arts’. Waar de eersten meer aandacht legden op het technische bouwkundige aspect, hadden de laatsten meer aandacht voor het kunstzinnige bouwkundige onderdeel. Architectuur wordt vanaf dan gezien als enerzijds een wetenschap waarin kennis een grote rol speelt en anderzijds als een kunst waarbij deze kennis in een mooie vorm wordt gegoten[4]. De gebouwen zelf waarin de zorg zich afspeelt worden steeds meer als belangrijk gezien in het genezingsproces (‘gebouwen die helen’).
De wetgever integreert de verwezenlijkingen op het gebied van architectuur en geneeskunde in wetten en decreten, o.a. m.b.t. hospitalen, gevangenissen en zorginstellingen. Hierbij wordt vooral belang gehecht aan de ruimtelijke scheiding van verschillende doelgroepen volgens hun diagnose (vroeger lagen zieken samen in grote zalen), aan de hygiëne (luchtverversing), aan de lichtinval. Op het gebied van hospitalen is deze evolutie vanuit een soort ‘kloostermodel’ van bouwen meer zichtbaar door de grotere invloed van de geneeskundigen, maar ook in de psychiatrische instellingen vindt een wijziging in de bouwcultuur plaats, alhoewel hier de invloed van religieuze congregaties lange tijd groter blijft dan deze van dokters. Hierdoor behouden deze gebouwen iets meer van het ‘kloostermodel’.
Deze verschuiving in de bouwkunst van o.a. psychiatrische instellingen volgt op een ander maatschappelijk beeld dat ontstaat van de ‘krankzinnige’. ‘Krankzinnigheid’ wordt meer als een (geneesbare) ziekte beschouwd en wie hieraan leidt meer als een mens i.p.v. een ‘dier’. Toch komt deze belangrijke verschuiving niet voor in het ‘tendentieuze’[5] boek over de Brugse psychiatrische zorg van E.H. J. Geldhof[6]. ‘Tendentieus’ wegens het feit dat dit boek in feite gaat over de verheerlijking van de katholieke zorg voor geesteszieken (vroeger was het slecht, maar door de introductie van religieuze ordes werd dit beter), het belangrijke scharniermoment van de (antikatholieke) Verlichting met de opeenvolgende Oostenrijkse, Franse en Nederlandse bezetting komt praktisch niet aan bod[7] en de eenzijdigheid van de gebruikte achtergrondliteratuur.
Het Sint-Juliaansgesticht in de Bouveriestraat werd gesticht in 1402 als stedelijke instelling voor reizigers en pelgrims. In een huis hiernaast werden de ‘geagiteerde krankzinnigen’ (of ‘dulle lieden’) en vondelingen opgevangen. In 1601 werden deze twee instellingen samengevoegd. De ongevaarlijke krankzinnigen werden reeds sinds de middeleeuwen thuis verzorgd, ofwel in familieverband ofwel bij privépersonen. In beide gevallen was er een tegemoetkoming vanuit de stedelijke overheid.
De afbeelding hierboven is een porseleinkaart[8] van de gebouwen van Sint-Juliaans en toont overduidelijk de overgangsfase van donkere gebouwen waarin de ‘geagiteerde krankzinnigen’ werden opgesloten in ‘koten’ of ‘dokken’ (links) en de nieuwe bouwstijl waarin meer aandacht was voor licht, hygiëne en verluchting. Deze nieuwe bouwstijl en de kritiek op de oude gebouwen werd reeds ingezet vóór de Belgische onafhankelijkheid[9], alhoewel dit later als een verdienste gezien werd van kanunnik Petrus Joannes Maes die directeur werd van Sint-Juliaans in 1842 en hiervoor een congregatie had opgericht (de zusters van de Bermhertigheid Jesu). Deze congregatie verhuist in 1910 naar een onafhankelijk (los van de Commissie Burgerlijke Godshuizen) hospitaal (O.-L.-Vrouwhospitaal in Sint-Michiels Brugge) met de vrouwelijke patiënten. Intussen zijn de broeders van Liefde aangesteld door de Commissie Burgerlijke Godshuizen voor de verzorging van de mannelijke psychiatrische patiënten in St.-Juliaans. Deze vertrekken begin 1931 naar het pas gebouwde St.-Amandusgesticht (?) in Beernem met de mannelijke ‘krankzinnigen’. Intussen was de Commissie Burgerlijke Godshuizen reeds aan het onderhandelen met de voorloper van het Vrij Technisch Instituut dat zich momenteel nog altijd op deze plaats bevindt.
[1] Willich, A.F.M. Lectures on Diet and Regimen: being a systematic inquiry into the most rational means of preserving health and prolonging life: together with physiological and chemical explanations, calculated chiefly for the use of families, in order to banish the prevailing abuses and prejudices in medicine. London, T.N. Longman and O. Rees, 1799 (2nd edition).
[2] Itard, E.M. L’art de prolonger la vie humaine. Ou l’hygiène domestique. Ouvrage qui contient, entr’autres choses utiles, des préceptes simples et raisonnés sur l’éducation physique des enfans, l’usage des bains, le choix des alimens, la conservation des yeux, et la direction des affections de l’âme. Avec un grand nombre de notes critiques et explications. Paris, Artaud, 1805 (2nde édition).
[3] Architectuur van Belgische hospitalen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Afdeling Monumenten en landschappen. 2004.
[4] Jean Nicolas Louis Durand. Précis des leçons d’ architecture. 1802.
[5] Het begrip ‘tendentieus’ i.v.m. het boek van J. Geldhof wordt o.m. gebruikt in de publicatie van Kadoc. St.-Jozef Kortenberg
[6] Geldhof, J. Pelgrims, dulle lieden en vondelingen te Brugge (1275-1975)
[7] pp. 221 t.e.m. p. 227
[8] Stadsarchief Brugge. www.beeldbankbrugge.be (MBU001000525, ‘Saint Julien’).
[9] “In dit gesticht is als nu op het plakken der meuren en zolderingen na, gansch het Vrouwe Kwartier in order gebragt, maer een deel van het Manne Kwartier is niet alleen sligt, maer soodanig van infectie besmet dat het niet bewoonelijk is sonder dat er ziekten van voorts komen…” OCMW-archief. Commissie Burgerlijke Godshuizen.Rekeningen, 1828
(gepubliceerd in Onze Gazette, 2012/6, pp.14-15)