'Armenbrieven'
De 'getuigenissen' die je hierna vindt zijn gebaseerd op brieven om steun aan te vragen aan het Bureel van Weldadigheid van Brugge. Deze documenten geven een inzicht in de redenen waarom mensen steun aanvroegen aan deze 19-eeuwse voorloper van het OCMW, die zorgde voor de ondersteuning aan huis. Ook de soms smekende en extreem onderdanige taal waarin deze hulp werd gevraagd is opvallend. Soms gaat het om ziekte of wegvallen van de kostwinner of om (tijdelijke) werkloosheid zodat deze kostwinners hun gezin niet meer konden onderhouden.
Meestal zijn deze brieven gericht aan de voorzitter van het Bureel van Weldadigheid of aan de armenmeester van de sectie waarin de behoeftigen woonden. Soms zijn ze ook gericht aan de burgemeester, gouverneur of de koning die deze brieven dan bezorgden aan het Bureel van Weldadigheid omdat deze instantie een beter zicht had op de concrete situatie van de aanvrager.
Het gaat hier meestal om mensen die niet op de armenlijst stonden en dus niet in het systeem zaten van de bedelingen, maar door een bepaalde gebeurtenis verplicht waren om steun te vragen om te overleven. Deze steun werd op dat ogenblik nog beschouwd als een gunst, wat de smekende ondertoon in deze brieven verklaart. Momenteel komen dergelijke situaties minder voor in België doordat er een systeem is van sociale zekerheid dat gebaseerd is op het recht om steun te krijgen. Toch blijft er een onderlaag in de maatschappij aanwezig die steeds beroep zal moeten doen op ondersteuning (bv. generatiearmoede) en waar politici geen antwoord op (willen) hebben.
Deze brieven zijn meestal niet geschreven door de behoeftigen zelf, doordat er nog veel analfabetisme was in Vlaanderen en misschien ook door de schroom om toe te geven dat men hulp nodig had. Soms signaleerden buren dit probleem. Soms werd een beroep gedaan op mensen die wel konden schrijven en ondertekende men dan met een kruisje.
'Sociale Verhalen': vragen om steun (1)
(Erfgoeddag 01/05/2011 ‘Uit Armoede!?’ Brugge)
Briefwisseling (aanvragen hulp-reacties) Bureel van Weldadigheid
(letterlijke overname uit de briefwisseling en voorgelezen in de leeszaal van het Stadsarchief Brugge)
Anna Bonheure
Edele heeren Burgemeester en Schepenen der Regentie der Stad brugge
Edele heeren,
Vertoond met alle Eerbiedigheyd nedergeboogen ter aerde, aen d’Edele Voeten, ongelukkige Wedewe Vrouw Anna Bonheure Weduwe van wylens Joannes Van troyen.
Geboortig En Woonagtig tot brugge hoofdplaets der provintie Van West vlaenderen in den Ouden Zak S[ecti]on D5. N° 46.
De Suppliante, als Waere En teerhartige moeder ten opzigte Van 6 onbejaerige Kinderen, zonder fortune of Lichaemelyke Middelen, en haer beroofd bevindende gansch Van troost Wegens het treur-Tonneel Van haeren man, die Was Koomende op den 28 augustus 1830 de Catherine poorte binnen Van Zyn dagelyks bedryf. Bemerkende Een gespuijs Van Volk in de Voornaemde Catherine Straet bezig met branden En plunderen het huys Van d’heer Sabdelin Vraegde aen een borger Van Kennisse, En in Samenspraek Zynde Word door Een Kogel neder geveld dood ter aerde. En laet Zyne Vrouw met 6 Kinderen (by de Welke nog Een bevind impotent.) in Gevaer Van levensloop in Weedom allenden En in de aldergrootste Armoede dezer Wereld helas. hoog Edele heeren, de Weenens zyn te hoog, het hart is geslooten om alles hoog Edele Edele heeren alle myn Allenden En Miserien ten Voorschyn te brengen, Neme de vryheyd UwL[ieden] genade Voor oogen, om door Ul[ie]d[en] Goedgunstige Edele dispositien Eene Gratificatie, Wegens Ul[ieden] générale autoriteyd, op d’administratie Van het bestuur te mogen Verwerven om mynen Voorgaenden Stil te Konnen bedryven, die alloos Eenige Subsistantie Voor haere onnoozele En bedrukte Kinderen by brengen, Gund Edele heeren, Een oog Van Compassie En Weldaedigheyd op mij Arme Slavin, met haere 6 onbejaerige Kinderen, die d’eer heeft haer met alle respect te naemen,
Edele heeren
Zie De Gratie
’t mark
x
Van anna bonheure
Brugge den 5 Xbre [decembre] 1831
N°2108
N°13276 Bruges, le 6 decembre 1831
A Messieurs les Membres du bureau de Bienfaisance à Bruges
Messieurs,
Wij hebben de eer om U hierbij ‘la pétition ‘ te bezorgen van anne Bonheure, weduwe van Jean Vantroyen, wonende in deze stad, vragende om hulp te ontvangen. Deze vrouw, moeder van 6 jonge kinderen, en die haar man heeft verloren door een ‘accident’ ten gevolge van de plundering van het huis Sandelin, is ‘vraiment’ in een beklagenswaardige toestand zonder inkomen sedert de dood van haar man, die zich altijd een goede vader en een goede partner heeft getoond. Zij heeft zich plotseling in de grootste ellende bevonden, zonder middelen van bestaan en verplicht om hulp te zoeken of verplicht om haar kinderen in de steek te laten. Wij bidden u, Messieurs, om haar aanvraag in overweging te nemen, en te willen als het mogelijk is haar de gepaste hulp te bieden om haar te beschermen van haar huidige zorgen tijdens de winter die voor de deur staat.
Aanvaard, Messieurs, de verzekering van onze perfecte achting.
Les Bourgmestre et Echevins de la ville de Bruges.
In opdracht,
De Secrétaire
N°528. Bruges, ce 10 Décembre 1831
A Monsieur Louis Van der hofstadt, avocat
Op voorstel van de Messieurs Distributeurs van hulp van de Sectie St Donas, hebben wij de honeur om u te informeren van het feit dat wij unanimement Monsieur benoemd hebben als hun collega, overtuigd van het feit dat u zich bij hen zal voegen om mee te werken aan de verzachting van la misère van de armen die toevertrouwd zijn aan hun onvermoeibare zorgen.
En conséquence vragen wij u, Monsieur, om u de moeite te troosten om op Zondag de 18e van deze maand te begeven naar de Salle des Séances van de Messieurs les Distributeurs van de genoemde Sectio, waar een één van de medewerkers van onze administration gecharmeerd zal zijn om u te kunnen installeren in uw nieuwe functies.
Wij zouden deze gelegenheid willen aangrijpen om u te verzekeren, Monsieur, van onze achting très distinguée.
Joseph Busschaert
Brugge den 22 deesember 1878
Myn heer Bourgemeester
Ik vinden myn genooit zaek myne nooit aen u ken baer te maeken. Ik kan niet werken door het sleg weeder. Wy hebben vyf klyne kinders en wy bevinden ons zonder eten zonder branding. Zou Myn heer Bourgemeester als hy blief heb meedelyden en voorziet er in voor onsen kinders
Busschaert Joseph, Louis van Casselstraet Nr. 99
B183 Brugge den 22 Januaery 1879
Myn heer Bourgemeester
Ik vinden myn genoot zaek van aen U myne nooit te zeggen wy hebben zes kinders en wy beziten nog eten nog branding voor ons en wy moeten ons huispacht betaelen en wy beziten niet. Wy kan wel op straet eten maer niet slaepen.
Zou Mynheer Bourgemeester hy moest daer in voor zien voor levens mitel voor ons en kinder. Ik hebben by den dienst geweest en ik hebben gedaen zonder een menuit straef, by borgerwet ook niet gestraef.
Zou Myn heer Bourgemeester ik vraegen aen u iest dat ik zou kanen bedienen, ik ben geleert in flams en een weenig vrans. Zou Myn heer Bourgemeester voor ziet het voor my Woonnaegit Louis van Casselstraat N° E61 Brugge.
Busschaert Joshep.
Les Bourgmestre & Echevins de la Ville de Bruges hebben l’honneur om hetgeen zich in bijlage bevindt te zenden aan de Commission de la Bienfaisance van deze stad om te behandelen met urgence.
Bruges, 22 januari 1879
Les Bourgmestre & Echevins van de genaamde stad
Visart
Brugge den 31 Januaery 1879
N°12 Reçu le 1er Février
Heer Gouverneur,
Ik vinden my aen U ken baer te maeken en myne nooit aen u te zegen waer in ik my bevint met 6 klyne kinders, ael vyf weeken zonder werk en ik vinden myn genooit zaek van aen U te vraegen als hy te goedyt zou hebben van tog te zorgen voor ons met onze 6 kinders of wy moeten sterven van gebrek en aeremoeit.
Zou heer Gouverneur hebt meedelyden met ons en onse kinders.
Busschaert Joschep
Woonagtig in Louis van Casselstraat E N°61 Brugge
Transmis à l’Administration Communale de Bruges, pour renseignements & avis, le 3 Février 1879.
Le Gouverneur, Reynaert
Inventaire N° 7641
Les Bourgmestre & Echevins van de Stad Brugge hebben l’honneur om de stukken van de communication hier bijgevoegd te bezorgen aan de Commission de Bienfaisance van deze stad, om gevolg te geven aan haar brief van 22 januari dernière met dezelfde numèro die in de marge vermeld is.
Bruges, de 11e februari 1879
Les Bourgmestre & Echevins van deze stad, Visart
Zie répertoire N° 1139
Vraag aan Monsieur Anthierens om de situation te laten weten van de pétitionnaire (Joseph Busschaert) & de assistance die hij nu reeds krijgt.
Bruges, 20 februari 1879
De genaamde Joseph Busschaert, âgé de 36 ans, man van Rosalie Slock, moet voorzien in het onderhoud van zes minderjarige kinderen waarvan de oudste 13 jaar is en de jongste drie jaar.
Hij is een werkman plafonneur bij Sieur Moerman in de Kuipersstraat maar hij zit zonder werk voor ongeveer twee maanden. Sedert tien dagen is hij terug beginnen werken. Tijdens deze periode van werkloosheid heeft hij in het kader van de secours urgents een assistance extraordinaire van zes frank.
Hij heeft van Monsieur d’Ydewalle, maître des pauvres de la Section, 1,75 fr. per maand ontvangen en binnen de secours ordinaires heeft hij brood, kolen, etcetera, … gekregen. De inkomsten waar de menage tijdelijk van verstoken is gebleven, zijn teruggevonden door het hervatten van de bezigheden van deze chef de menage.
L. Anthierens
Au College Echevinal de Bruges, 26 februari 1879
N° 119 En reponse
Wij hebben de honeur om u er van te informeren dat deze arme een secours extraordinaire heeft ontvangen van het bureau de bienfaisance en dat hij deelgehad aan de secours die verdeeld werd door de maître des pauvres van de section, gedurende de periode dat hij zonder werk zat. Gedurende een tiental dagen heeft hij zijn travail hernomen & de secours extraordinaire werd stopgezet.
Edouard Blancke
Onderstand N° 1538 St. Pieter op den dyk den 22 Mei 1878
Aan het weldadigheids bureel der Stad Brugge
Mynheeren
Wij hebben de eer Ul[ieden]. te berichten, dat ons Armbestuur koomt verplicht te wezen eenen voorloopigen onderstandt te leenen aan het behoeftig huisgezin Edouard Blancke, bestaande uit man, vrouw en vier onbejaarde Kinderen, thans alhier gehuisvest en hebbende zyne bystandwoonst in de Stad Brugge.
Dit huisgezin heeft zyn verblyf in deze Gemeente sedert den 3 Mei 1878 en heeft laats gewoond te Brugge in de Raamstraat N° 76 ingevolge afschrift van het bevolkingsregister dier Stad afgeleverd door den heer Burgemeester van Brugge ter gemelde date van 3 dezer maand. Het zelve, in nood verkeerend, by gebrek aan genoemde Blancke van te kunnen werken, ter oorzaak van ziekte, heeft tot als nu de som van 5 francs ontvangen en zal nog voorts moeten ondersteund worden.
Gelieft ons te laten kennen binnen de tyd door de wet bepaald, of uw bestuur, Mynheeren de bystandwoonst van dit behoeftig huigezin erkent.
Namens het Armbestuur
De Voorzitter
By bevel
S. Stragier De Sekretaris
…
Folio 2194
Le menage Edouard Blancke a acquis droit aux secours publics à Bruges depuis le 15 Avril 1871 (voir bulletin du collège Echevinal du 18 Avril 1873 - 1[iè]re D[omin]on - rep[ons]e – N°111)
Il demeure actuellement à St Pierre-sur-la-digue depuis le 1[ie]r Mai 1978. Voir lettre de St Pierre du 3 Juin 1878 N° 1553.
Onderstand N° 1553 St. Pieters op den dyk, den 3 Juni 1878
Reçu le 6 Juin 1878 – Indicateur N° 7221
Mynheeren
Wij hebben de eer Ul[ie]d[en]. te berichten dat ons Armbestuur komt verplicht te zijn, voorloopigen onderstand te verleenen aan het behoeftig huisgezin van Edouard Blancke, alhier woonachtig sedert 1 mei ll. en hebbende zyne bystands woonst te Brugge, alwaar genoemden Blancke, gedurende 19 Jaren woonachtig is geweest, en lest in de Raamstraat, Nr 76.
Dit huis gezin, Mynheeren, bestaat uit eenen ziekelyken man, thans onbekwaam tot werken, en uit eene Vrouw die ziekelyke oogen heeft, met 4 onbejaarde kinderen; het zelve bevind zich in eene Volstrekte armoede en ons bestuur die tot als nu eenen onderstand heeft verleend van 15 franks, denkt dat, om in zijne uitterste nood wendigheid te konnen voor zien, in afwachting der hersteltenis van gezegden Blancke, er nog voorts zal noodig gegeven zyn een som van 15 franks te maande en de eerste tot als nu vergunde 15 franks, omtrent uit geput zynde, ware het ons aangenaam met eene antwoord vereerd te worden ten einde te weten of u bestuur toestaat dat, in het vervolg alle 10 dagen, 5 franks, aan dat gebrekhebbend huisgezin, door ons Bestuur ter Uwen laste vergund Worden, voor zoo lang men zulks noodig acht.
Namens het Armbestuur,
De Voorzitter
By bevel. S. Stragier
De Sekretaris
Cette lettre peut être classée suivant les instructions de Monsieur le Secrétaire le 15 Juin 1878.
De Groote en Blancke
Onderstanden N° 4327
Le 9 Décembre 1878 – Indicateur N° 7536
St Pieters op den dyk den 7 Décember 1878
Mynheeren
Wij hebben de eer Uld, te vertoonen, dat twee behoeftige huis gezinnen hier nagenoemd, alhier woonachtig en armlastig te Brugge, zich thans in eenen byzonderen noodlijden toestand bevinden, volgens het gebleken is door een onderzoek in hunne woningen gedaan door eenige leden van ons Bestuur, die daar een volkomen gebrek aan alles in eene buiten gewone hulp noodzakelyk maakt, voor het tegenwoordig wintersaisoen.
Het een dezer huisgezinnen, is dit van Joannes De Groote, bestaande uit man, vrouw en 7 onbejaarde Kinderen; het geniet ten laste van u bestuur, eenen onderstand van slechts 5 franks te maande. Den man gewezen werkman in de wollefabriek alhier, bevind zich sedert het strilvallen der werkzaamheden in die fabriek, dikwijls zonder broodwinning en indien hij ievers werk heeft, is zijne geringe daghuur geenzins toerekenend om in het onderhoud te voorzien van zyn talryk huisgezin; De Groote vraagt ene verhoog van den maandelijkschen onderstand hem tot als nu verleend, als ook eene geldelyke hulp voor slaping aan te koopen voor zyne kinderen, die niets dan bundels hooi en stroo hebben om zich op uitterusten. Ons bestuur denkt, Mynheeren, dat in plaats van 5 franks, er ten minsten 15 franks te maande zouden dienen verleend te worden, gedurende de wintermaanden, en daarenboven eene som van 20 franks in eens, voor zich de noodige bedding en deksels voor de gezegde Kinderen te Konnen verschaffen.
Het andere huisgezin is het geene van Edouard Blancke, bestaande uit man, vrouw en 4 zeer onbejarige kinderen, welk tot alsnu eenen onderstand van 10 franks te maande genoten heeft, ten laste uwer administratie; dit huisgezin, alhoewel ook in diepe armoede gedompeld, vraagt geen verhoog van maandelykschen onderstand, maar daar het zelve gebrek heeft aan eene stoof en de kinderen ook geene slaping of deksel hebbende, zich tot als nu hebben vergenoegd met eene handvol hooi voor bedstede, verzoekt om dat er hem eenen buitengewonen onderstand van 35 franks in eens zou mogen kunnen toegestaan worden, namelyk 15 franks voor eene stoof en 20 franks voor aankoop van 2 bedden en 2 sargien.
Gelieft, Mynheeren,ons te laten Kennen of u bestuur toestaat dat de voornoemde onderstanden ten uwe laste worden verleend en in tusschen ontvangt de verzekering onzer byzonderen achting.
Namens het Armbestuur
De Voorzitter De Sekretaris
Seraphin Becu
Den Heeren Voorzitter en Leden
van het Bureel van Weldadigheid der Stad Brugge.
Bureau de Bienfaisance
Reçu le 26 Juillet 1889
Indicateur N° 16987
Heeren,
De ondergeteekende, Seraphin Becu, wever te Halewijn, Vrankrijk, neemt de eerbiedige vrijheid ued. Den deernisweerdigen toestand voor oogen te leggen waarin zoo het de hierbij gevoegde stukken bevestigen, het samenvallen van alle ongelukken hem gedompeld heeft. Vooreerst, Heeren, al liet de gezondheidstoestand van hem en van zijne vrouw niet te wenschen, nog ware het hem met zijnen karigen loon volstrekt onmogelijk in den helft hunner huizelijke noodwendigheden te voorzien; want sedert de Heer Loontjes, bij wien hij tot drie frank daags kon verdienen den handel staakte, dat is sedert Februari laatst, wint hij bij den Heer Hendrik Lip, uit oorzaak zoo zeer van de slechte hoedanigheid der te verwerkene stoffen als van den wankelenden staat zijner gezondheid, nog slechts van eenen frank vijftig tot eenen frank vijf- en zeventig daags, daargelaten de dagen waarop hij naar het werk moet wachten, zoo zulks nu sedert veertien dagen het geval is, zonder dat hij zelfs weet of hij nog werk zal kunnen hebben, want er wordt den hand wevers als hij is maar gegeven wat er in de fabriek niet kan gedaan worden. Gij ziet dus, Heeren, dat een zoo geringe loon hoegenaamd niet de onontbeerlijke levensbehoeften van een kinderloos gezin niet zou overeenstemmen, verre van voldoende te zijn voor een huis houden bestaande uit vier kinderen, waarvan het oudste maar den toekomenden keer zijne Eerste Communie moet doen en met eene vrouw die sedert Jaren ziekelijk is en aan eene kwaal lijdt, die, in den laatsten tijd door gebrek en kommer aangehitst, buiten de kosten eener gedurige onpasselijkheid nog de onafweerbare verzwaring in de uitgaven, die eene gezonde huismoeder zoo voordeelig vermijdt, na zich sleept. Hij zelf, Heeren, als hij het hooger zegt, geniet sedert eenigen tijd zoo eene zwakke gezondheid dat meer dan eenen dag zijne plaats niet slecht in een gasthuis zou zijn en zijn altijd hopeloozere staat, waaraan zijne kwaal grooten deels te wijten is, draagt niet weinig bij om zijn wankelende stelsel van langs om meer te ondermijnen. Wetende dat zijn verblijf in Vrankrijk eene bijna onoverkoomlyke hinderpaal is voor het verkrijgen van onderstand, durft hij zich enkel tot [U] wenden uit hoofde van zijnen gansch bezonderen sedert de werkstaking hoogst noodig is er met der woon te zijn om het werk te behouden of om er te bekomen, daar verscheidene der grootste fabriekanten stellig eischen dat hun volk in hunne huizen wone. Wat voorgaat is het duidelijk bewijs dat de eenigste hoop op verbetering in zijn verblijf te Halewijn gelegen is, …(?) met er te wonen behoudt hij de kans werk te vinden, winst gevende genoeg om te bestaan en hunne kwijnende gezondheid te herstellen, terwijl hij in België terug keerende, gansch ten uwen laste valt zonder eenige kans op beternis, hetgene zoo schadelijk voor u als nadeelig voor hem zou zijn.
Ten einde alle oproerpingen te vóórkomen, moet hij Ued. aangaande het bewijs door den Heer Burgemeester van Halewijn verwittigen dat het gebruik van eene verklaring den negenden April 1889afgegeven en slechts nu gebezigd daar uit komt dat, zich omtrent hooger gemeld tijdstip in bijna zoo ellendige coorwaarden bevindende als nu, hij van zin was uwe hulp in te roepen, als hij, eene verlichting te gemoet ziende, er van af zag tot dat hij, meer daan ooit door de nood gepraamd, een nieuw bewijs naar ’t stadhuis ging vragen dat men weigerde omdat hij er reeds een gehad had.
Indien Gij nogthans een nieuw bewijs begeert is het genoeg een briefken te schrijven dat hij terstond naar het Stadhuis van Halewijn zou dragen en zoaar heeft hij, men hem [gezegd], het gevraagde zou toestaan.
Kondet gij U persoonlijk zijnen ellende verzekeren Gij zoudt niet harzelen hem te helpen, maar is het u niet mogelijk zelf de nauwkeurigheid zijner gezegden te onderzoeken, gij kunt, ’t zij bij zijnen nieuwen of bij zijnen ouden meester, ’t zij bij den Heer Burgemeester of bij den Heer Doctoor, ’t zij bij wie gij het geraadzaam zult vinden, inlichtingen inwinnen die zullen bevestigen dat, verre van overdreven te zijn, alles wat ik aanhaal loutere waarheid is.
Vertrouwende in uwe edelmoedigheid, Heeren, en gezien het buitengewoon geval waarin hij zich onder meer dan een opzicht bevindt, hoopt hij dat dat hij zich niet vruchteloos tot U zal gewend hebben, dat gij op de een of andere wijze den drukkenden last zijner ellende zult verlichten en dat, zijnen dringenden nood in acht nemende, gij hem onverwijld uwe beslissing zult doen kennen.
Uw ootmoedige dienaer,
voor Seraphin Becu,
J. Dobbelaere
Wervicksteenweg, Nr 35 Meenen
Meenen, 19 Juli 1889.
Ind 9416
Maria Ludovica Liefkind
N°10
Extrakt uijt het geboorten Register der Stad Brugge, hoofd plaets der provincie west vlaenderen,
gehouden voor het Jaer achttien honderd Seven en twintig, alwaer het volgende geschreven Staet.
Ten Jare achttien honderd Zeven en twintig, den Zeven en twintigsten December, ten vier uren namiddag is voor ons Jacobus Denet, Schepen, gelast met den borgerstaet der Stad Brugge, hoofd plaets der provincie Westvlaenderen, gecompareert Jacobus Laureijns, Schryver, oud vier en twintig Jaren, woonende te Brugge den welken ons verklaert heeft dat gisteren ten Zeven uren S’avonds, in handen van den portier van St Julianus hospitael, die alsdan de deur opende, gegeven is eene nieuw gebooren Kind van het vrouwelyk geslagt het welk gevonden was in een deel van een bruyne gestreepte Siamoise Rose, daer onder hebbende een groen baey pisserken van Zes Stukken te Saemen genaeyd, op het lyf dragende eenen witten Lynwaden navelschoo en een wit bolkatoen hemdeken, daer boven een Bruyn Siamoise Jaksken Zonder mauwen, aan den hals eenen alven witten Katoenen neus doek met roode en blauwe plekjens, op het hoofd hebbende een lilla couleur Katoen mutsken geene verdere merkbare teekenen zyn op het Zelve gevonden die Zoude konnen geleyden tot de Kennis zynen Ouders – gemelde Kind is ons heden vertoont en na het alvooren den naem en voornamen gegeven te hebben van Maria Ludovica Liefkind, hebben bevolen het Zelve te doen overhandigen aen de Commissie der burgerlyke hospitaelen. Van alhet gene wy hebben dit proces verbael opgesteld in den tegenwoordigheyd van Pieter de Keersgieter, dienst bode, oud twee en twintig Jaeren en van Joannes Coddron, dienst bode, oud Zestig Jaeren, woonende te Brugge, den verklaeren en gekrijgen hebben dit proces verbael met ons geteekend na voorlezinge, uitgezonderd Joannes Coddron die verklaerd heeft bij onkundigheyd niet te Konnen schrijven. Getekend: J. Laureyns, Pieter de Keersgieter en Denet.
Voor gelykvormig afschrift afgelevert op ongeregelt papier aen de heeren der Commissie van de borgerlyke hospitaelen, door ons Schepen Ambtenaer van den burgerlyken Stand en met goedkeuring van de woorden oud tweeen twintig Jaeren, in de 6de reke hier boven.
Te Brugge, den 24 January 1828.
Ter ordonnantie:
den Secretaris, Denet J. Courier.
Josephus Franciscus Ysklomp
N°30
N°8. Extract uijt het geboorte register der Stad brugge, hooft plaets der provintie Westvlaenderen, waer er onder de date van den Vier en twintigsten februarij achtien hondert Seven en twintig, bevint het Volgende geschreven
Ten Jaere Achtien hondert Seven en twintig, den Vier en twintigsten Februarij, om vier ueren naer middag, is voor ons Jacobus Denet, Schepen gelast met den borger Staet der Stad brugge, hooftplaets der provintie Westvlaenderen, Gecompareert franciscus wedeux, Wever, oud Ses en twintig Jaeren, woonende te brugge, den welken ons verklaert heeft dat gisteren avond omstreeks Zeven ueren gaende over de vijdag merkt aldaer tegen den arduynen bank geplaets regt over de herberge den rooden leeuw heeft vinden liggen een Kind die hij naer Zijn huijs heeft gedraegen en ’s anderdaegs behandigt in het hospitael van St Julianus, welk Kind ons heden is vertoond, gewonden in eenen grooten lijnwaeten doek op het lijf hebbende een hemdeken Van wit lijnwaet daer boven een arm baeijken Van Katoen geperkt rood en blauw om den hals eenen Katoenen geperkten neusdoek met witte grond, en een grijs baey pisserken, op het hoofd een rood Saeij ondermutsken en daer op een purper blom gedrukt Katoen boven mutsken geene verdere merk baere teekenen hebben wij op het Zelve bemerkt die Zouden Konnen ligt geven tot aanwijzing zijner ouders, het was Van het mannelyk geslagt en schijnd vijf a Zes weken oud te zijn welk Kind naer het bevoorens den naem en voornamen te hebben gegeven Van Josephus Franciscus Ijsklomp, hebben het Zelve doen behandigen aen de Commissie der burgerlijke hospitaelen.
Van alle het welke wij hebben dit Procès Verbael opgemaekt in den tegenwoordigheijd Van augustinus Van de Zande, diensbode, ous Seven en dertig Jaeren, en Van Jacobus Verbeke, diensbode, oud acht en twintig Jaeren, woonende te brugge, den Verklaerder heeft verklaert bij inkundigheijd niet te konnen schrijven, de getuijgen hebben met ons geteekent naer voorlezing. Geteekent: A.B. Van de Zande, J. Verbeke en Denet.
Voor gelijkvormig Afschrift afgelevert op ongeregeld papier, ten verzoeken van de commissie der borgerlijke hospitaelen der stad brugge, door ons Schepen Ambtenaer van den borger Staet.
Brugge, den 22 Maerte 1827
Perordonnantie Denet
Den Secretaris
J. Courier.
Josephus-Leopoldus D’hont
Indicateur N° 672
Reçu 15 Août 1834
Josephus-Leopoldus D’hont
N° 146
Ten Jare duizend acht hondert Vier en dertig den Veertienden Van de maend Augustus, om tien uren van de morgen, Voor ons, Lodewijk Charlier, Commissaris van Policie der Sectien C en D der Stad Brugge, compareerde den genoemden Hillebrandt, françois, bedienden in het gast huis St Juliaen, bestuurd door den heere Lodewyk Ryelandt-Canneel, opziender der vondelingen en verlatene Kinderen die door de zorg van het bestuur der burgerlyke Godshuyzen dezer Stad worden opgevoed ten laste van de Staet of van wie het behoord, verslag doende dat gisteren om trent ten Zes uren van den avond een vrouws persoon wiens naem hem is onbekend in gezegde gesticht een Kind had gebragt zeggende haer Kind te zyn en niet te Kunnen opvoeden en alzoo was vertrokkene, dat naer zy vertrokken was men bemerkt had dit kind van het mannelyk geslagt te zijn en op zich had het hier nevens gaende schrijft, inhoudende “Mynheer myn Kind is geboren den 10 meye 1834 en is gedoopt onder de naem van Josephus zoon van Joanna te Brugge”.
Ten gevolge het verslag van den Comparant wy hebben ons naer den burger staet begeven ten einde ons te verzekeren aen wie gemelde Kind zoude behoorende zijn, al waer wy op het register der geboorten ingeschreven vonden een Kind onder de naemen van Josephus Leopoldus D’hont, zoon van Joanna D’hont, naeyster oud 30 Jaren geboren te Oostkerke woonende te Brugge Oost Ghistelhof E 16 N° 53, geboren op den elfsten meye 1834;
Agtervolgens deze inlichtingen wij hebben gemelde Joanna D’hont voor ons laten Komen, haer gevragd hebbende of zy onlangs was bevallen zoo ja of zy haer Kind met haer had.
Antwoord dat zy op den tienden der maend meye ll. was bevallen van een Kind van het mannelyk geslagt welk op den burger staet onder de naem van Josephus Leopoldus D’hont ingeschreven is geweest, dat het haer onmogelijk zynde het zelve te kunnen Kweeken om reden zij geene middelen heeft en zich in groote aermoede bevind haer gezegde Kind naer het gast huis St Juliaen had gedragen in den avond van den 13 dezer maend, dat zy nog een onwettig Kind heeft die reeds 5 Jaren oud is welk zij met groote moeite kan opvoeden.
Uit dit alles wat hier boven is het bewezen dat het Kind welk op den 13 dezer in het gast huis St Juliaen opgenomen is geworden het zelve is van gezegde Joanna D’hont, welke wy verklaren in groote aermoede te zyn en buiten Staet haer gemelde Kind te Kunnen opvoeden, om deze reden zijn wij van gevoelen het zelve voor als nu als verlaten zoude worden beschouwd en opgevoed ten laste van wie het zal behooren, onder de zorg van het bestuur der Burgerlyke godshuyzen dezer Stad.
Om dit alles Wij hebben het tegenwoordig procès-Verbael opgemaekt om aen Gemelde bestuur te worden toegezonden ten einde tot bewys te dienen dan en waer het zal behooren, te Brugge ten Jaere, maend en dag als boven.
L. Charlier